ECLI:NL:RBNHO:2020:3579

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
7858345 CV EXPL 19-8965
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij door staking Italiaans grondpersoneel

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Lufthansa. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht, die oorspronkelijk op 25 maart 2019 van Bologna naar Frankfurt en vervolgens van Frankfurt naar Amsterdam-Schiphol zou plaatsvinden. Door een staking van het Italiaanse grondpersoneel werd de vlucht LH287 geannuleerd en werd de passagier omgeboekt naar een andere vlucht met aanzienlijke vertraging. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7858345 CV EXPL 19-8965
Uitspraakdatum: 6 mei 2020
Vonnis in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats] , Italië
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
DEUTSCHE LUFTHANSA AKTIENGESELLSCHAFT
(statutair) gevestigd te Keulen, Duitsland, o.a. kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Lufthansa
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 14 mei 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop bij conclusie van repliek gereageerd, waarna Lufthansa een conclusie van dupliek met een tweetal producties heeft ingediend. Bij akte eiser heeft de passagier tot slot nog gereageerd op de producties bij conclusie van dupliek.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier op 25 maart 2019 diende te vervoeren van Bologna, Italië naar Frankfurt, Duitsland met vlucht LH287 en van Frankfurt naar Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht LH996, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht LH287 is geannuleerd. Lufthansa heeft de passagier omgeboekt naar vlucht LH289 van Bologna naar Frankfurt, en heeft de passagier op 26 maart 2019 van Frankfurt naar Amsterdam-Schiphol Airport vervoerd met vlucht LH986. De passagier is met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instap-weigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert aan dat op 25 maart 2019 op een aantal Italiaanse luchthavens – waaronder Bologna – een staking van het Italiaanse grondpersoneel plaatsvond, welke staking Lufthansa niet kon voorkomen, noch beperken, zodat Lufthansa niet anders kon dan de vlucht(en) annuleren Deze staking heeft te gelden als buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Aan de passagier komt op grond daarvan geen compensatie toe, aldus nog steeds Lufthansa.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van méér dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming naar Amsterdam-Schiphol Airport. Op grond van de Verordening is Lufthansa in beginsel gehouden de passagiers hiervoor te compenseren, tenzij Lufthansa ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden. Op grond van punt 14 van de Considerans van de Verordening kunnen dergelijke omstandigheden zich onder meer voordoen in geval van stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.3.
Lufthansa heeft ter onderbouwing van de door haar gestelde buitengewone omstandigheden een Daily Traffic Report van Lufthansa CityLine overgelegd, waaruit blijkt dat op 25 maart 2019 sprake is geweest van een nationale staking van het Italiaanse grondpersoneel tussen 09.00u UTC en 13.00u UTC. Ook uit het door Lufthansa overgelegde (deel van een) vluchtrapport blijkt dat de reden van annulering van rotatievlucht LH286/287 was gelegen in “
industrial action ITA air transport staff 25mar”. Onweersproken is gebleven dat Lufthansa ook niet kon anticiperen op de door de staking te verwachten c.q. ontstane vertragingen, waaronder die van vlucht LH287. Lufthansa kan immers geen invloed uitoefenen op een staking van het Italiaanse grondpersoneel.
5.4.
De passagier betwist dat sprake is geweest van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Hij stelt daartoe dat Lufthansa niet heeft aangetoond dat de staking per definitie gevolgen had voor vlucht LH287, omdat er blijkens een door de passagier overgelegd overzicht van
Flights departing BLQ (Italy) around 2019-03-25 12:05:00 (±2 hours)op 25 maart 2019 van 10:00 uur tot 14:00 uur wel degelijk vliegverkeer mogelijk was van en naar Bologna. In die periode zijn slechts 6 van de 32 vluchten geannuleerd. Ook had Lufthansa vlucht LH287 op een eerder of later tijdstip kunnen laten vertrekken, aldus nog steeds de passagier.
5.5.
Volgens Lufthansa had het echter geen zin om (de heen)vlucht LH286 uit Frankfurt te laten vertrekken in de wetenschap dat er in Bologna geen grondpersoneel zou werken. De noodgedwongen annulering van vlucht LH286 betekende dientengevolge automatisch de annulering van de aan die vlucht gekoppelde terugvlucht LH287.
5.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Lufthansa niet (voldoende) aangetoond dat de annulering van de vlucht het (noodzakelijke) gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Lufthansa heeft weliswaar gesteld en onderbouwd dat er tussen van 09.00u UTC (10:00 uur) tot 13.00u UTC (14:00 uur) sprake was van een staking bij het Italiaanse grondpersoneel, maar zij heeft met die stelling – gelet op het gemotiveerde verweer van de passagier – niet aangetoond dat vliegverkeer überhaupt niet mogelijk was in die tijdsperiode. Uit de door de passagier overgelegde data kan immers worden afgeleid dat er van de 32 in het bedoelde tijdsbestek uitgevoerde vluchten slechts 6 (waarvan twee door Lufthansa zelf) zijn geannuleerd. Van de overige 26 vluchten had er bovendien slechts één een vertraging van drie uur of meer (vlucht KL1584 was bij aankomst op de eindbestemming drie uur en twaalf minuten vertraagd). In de tijdsperiode dat er sprake was van een staking van het Italiaanse grondpersoneel waren er dus maar liefst 25 vluchten die ‘ongehinderd’ – althans zonder vertraging of annulering leidende tot compensatie in de zin van de Verordening – zijn uitgevoerd.
5.7.
Bij die stand van zaken is de kantonrechter van oordeel dat de bewuste staking van het Italiaanse grondpersoneel niet een zodanig gevolg voor de vluchtuitvoering van Lufthansa heeft gehad als bedoeld in overweging 14 van de Considerans dat de staking moet worden beschouwd als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Het beroep van Lufthansa op dat artikel slaagt derhalve niet, zodat zij verplicht is de gevorderde compensatie aan de passagier te betalen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal dan ook worden toegewezen. Hetgeen de passagier voor het overige heeft gesteld behoeft om die reden geen verdere bespreking.
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Lufthansa heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van Lufthansa, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten is toewijsbaar met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagier van € 287,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 250,00 vanaf 25 maart 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 81,00;
salaris gemachtigde € 144,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter