ECLI:NL:RBNHO:2020:3571

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2284
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening rijbewijs ongeldigverklaring na alcoholmisbruik

Op 6 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, wiens rijbewijs ongeldig was verklaard door de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verzocht om een voorlopige voorziening. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 25 maart 2020, waarin zijn rijbewijs per 1 april 2020 ongeldig werd verklaard vanwege alcoholmisbruik. Tijdens de zitting, die via Skype plaatsvond, werd verzoeker bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.B.R. van Griethuysen, terwijl het CBR werd vertegenwoordigd door een juridisch medewerker.

De voorzieningenrechter overwoog dat verzoeker eerder was aangehouden voor rijden onder invloed en dat er psychiatrische rapporten waren die concludeerden dat verzoeker niet geschikt was om een motorrijtuig te besturen. De rechter oordeelde dat er geen reden was om aan de conclusies van de psychiaters te twijfelen en dat de belangenafweging in het nadeel van verzoeker viel, gezien de verkeersveiligheid. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier mr. L. Smit, en er werd opgemerkt dat de uitspraak later openbaar zou worden gemaakt zodra dat weer mogelijk was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/2284
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 mei 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

gemachtigde: mr. E.B.R. van Griethuysen, advocaat te Haarlem,
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

gemachtigde: mr. E. van Pernis-van de Wal, manager bezwaar en beroep bij verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2020 (het besluit) heeft verweerder het rijbewijs van verzoeker vanaf 1 april 2020 ongeldig verklaard.
Verzoeker heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen en het besluit te schorsen.
De zitting heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van tweezijdige elektronische communicatiemiddelen (Skype). Verzoeker heeft daaraan deelgenomen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] , juridisch medewerker in dienst van CBR.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2.1
Op 21 april 2019 is verzoeker aangehouden als bestuurder van een bromfiets. De politie, eenheid Noord-Holland, heeft toen bij hem een ademalcoholgehalte geconstateerd van 405 μg/l (hetgeen overeen komt met een bloedalcoholgehalte van 0,932 promille). Eerder op 31 juli 2016 was verzoeker ook als bestuurder aangehouden, waarbij bij hem een ademalcoholgehalte is geconstateerd van 510 μg/l (1,173 promille). Aan hem is toen een educatieve maatregel alcohol en verkeer opgelegd.
2.2
Verweerder heeft verzoeker opgedragen een onderzoek te laten doen naar zijn geschiktheid om een motorrijtuig te besturen. Het onderzoek is uitgevoerd door [naam 2] ( [naam 2] ), psychiater. Dit onderzoek bestond uit een anamnese, een lichamelijk en psychisch onderzoek alsmede een laboratoriumonderzoek. In het verslag van bevindingen concludeert [naam 2] dat sprake is van misbruik van alcohol conform de DSM-IV(-TR)-classificatie. Op verzoek van verzoeker heeft een tweede onderzoek plaatsgevonden dat is uitgevoerd door [naam 3] ( [naam 3] ), psychiater. Dit onderzoek bestond ook uit een anamnese, een lichamelijk en psychisch onderzoek alsmede een laboratoriumonderzoek. In het verslag van bevindingen concludeert [naam 3] dat sprake is van alcoholmisbruik in ruime zin.
3. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op de bevindingen van [naam 2] en [naam 3] en geconcludeerd dat verzoeker de geschiktheid mist om een motorrijtuig te besturen.
4 Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing in de hoofdzaak.
5. Verzoeker heeft aangegeven dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening, omdat hij [functie] is en een eigen bedrijf heeft. Hij heeft daarom zijn rijbewijs nodig voor zijn werk. Nu verweerder deze stellingen niet betwist, is sprake van spoedeisend belang.
6. In het kader van de in deze procedure te maken belangenafweging is het (spoedeisend) belang van verzoeker niet doorslaggevend, omdat bij ongeschiktheid tot het besturen van een motorrijtuig daar een groot belang van verkeersveiligheid tegenover staat. Een rijbewijs moet immers ongeldig worden verklaard op grond van artikel 27, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 als verzoeker ongeschikt wordt bevonden tot het besturen van een motorrijtuig.
7. De voorzieningenrechter ziet zich daarom voor de vraag gesteld of naar voorlopig oordeel aan de overtuigende kracht van de psychiatrische rapporten van [naam 2] en van [naam 3] moet worden getwijfeld, omdat er aanwijzingen zijn dat hun rapporten naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertonen of inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent zijn, zodat er twijfel bestaat of verweerder zich daarop heeft mogen baseren. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. De ongeschiktheid om een motorrijtuig te besturen baseert verweerder op de diagnose alcoholmisbruik (in ruime zin). Dat houdt in dat verweerder verzoeker onvoldoende verantwoordelijk acht met betrekking tot het gebruik van alcohol in relatie tot het verkeer. Aan de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin liggen de twee rapporten van de psychiaters ten grondslag. Verzoeker betwist de conclusies van deze rapporten, maar heeft zijn standpunt dat niet op de rapporten kan worden afgegaan, vooralsnog niet (nader) onderbouwd. Ter zitting heeft verzoeker aangegeven in de bezwaarprocedure een rapport van een andere deskundige te willen overleggen, maar dat rapport is er tot dusver nog niet.
8. Bij die stand van zaken en mede gelet op de inhoud van de rapporten ziet de voorzieningenrechter onvoldoende grond om thans aan de conclusies van de psychiaters te twijfelen en gaat de voorzieningenrechter er van uit dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat verzoeker niet geschikt is om te rijden. De belangenafweging valt derhalve uit in het nadeel van verzoeker.
9. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening daarom afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is op 6 mei 2020 gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. Smit, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus geschiedde dat niet op een zitting die zonder meer openbaar toegankelijk is. Zodra het in openbaarheid doen van uitspraken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak daarom, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken. De uitspraak wordt ook gepubliceerd op www. rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.