2.2Verweerder heeft verzoeker opgedragen een onderzoek te laten doen naar zijn geschiktheid om een motorrijtuig te besturen. Het onderzoek is uitgevoerd door [naam 2] ( [naam 2] ), psychiater. Dit onderzoek bestond uit een anamnese, een lichamelijk en psychisch onderzoek alsmede een laboratoriumonderzoek. In het verslag van bevindingen concludeert [naam 2] dat sprake is van misbruik van alcohol conform de DSM-IV(-TR)-classificatie. Op verzoek van verzoeker heeft een tweede onderzoek plaatsgevonden dat is uitgevoerd door [naam 3] ( [naam 3] ), psychiater. Dit onderzoek bestond ook uit een anamnese, een lichamelijk en psychisch onderzoek alsmede een laboratoriumonderzoek. In het verslag van bevindingen concludeert [naam 3] dat sprake is van alcoholmisbruik in ruime zin.
3. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op de bevindingen van [naam 2] en [naam 3] en geconcludeerd dat verzoeker de geschiktheid mist om een motorrijtuig te besturen.
4 Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing in de hoofdzaak.
5. Verzoeker heeft aangegeven dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening, omdat hij [functie] is en een eigen bedrijf heeft. Hij heeft daarom zijn rijbewijs nodig voor zijn werk. Nu verweerder deze stellingen niet betwist, is sprake van spoedeisend belang.
6. In het kader van de in deze procedure te maken belangenafweging is het (spoedeisend) belang van verzoeker niet doorslaggevend, omdat bij ongeschiktheid tot het besturen van een motorrijtuig daar een groot belang van verkeersveiligheid tegenover staat. Een rijbewijs moet immers ongeldig worden verklaard op grond van artikel 27, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 als verzoeker ongeschikt wordt bevonden tot het besturen van een motorrijtuig.
7. De voorzieningenrechter ziet zich daarom voor de vraag gesteld of naar voorlopig oordeel aan de overtuigende kracht van de psychiatrische rapporten van [naam 2] en van [naam 3] moet worden getwijfeld, omdat er aanwijzingen zijn dat hun rapporten naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertonen of inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent zijn, zodat er twijfel bestaat of verweerder zich daarop heeft mogen baseren. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. De ongeschiktheid om een motorrijtuig te besturen baseert verweerder op de diagnose alcoholmisbruik (in ruime zin). Dat houdt in dat verweerder verzoeker onvoldoende verantwoordelijk acht met betrekking tot het gebruik van alcohol in relatie tot het verkeer. Aan de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin liggen de twee rapporten van de psychiaters ten grondslag. Verzoeker betwist de conclusies van deze rapporten, maar heeft zijn standpunt dat niet op de rapporten kan worden afgegaan, vooralsnog niet (nader) onderbouwd. Ter zitting heeft verzoeker aangegeven in de bezwaarprocedure een rapport van een andere deskundige te willen overleggen, maar dat rapport is er tot dusver nog niet.
8. Bij die stand van zaken en mede gelet op de inhoud van de rapporten ziet de voorzieningenrechter onvoldoende grond om thans aan de conclusies van de psychiaters te twijfelen en gaat de voorzieningenrechter er van uit dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat verzoeker niet geschikt is om te rijden. De belangenafweging valt derhalve uit in het nadeel van verzoeker.
9. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening daarom afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is op 6 mei 2020 gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. Smit, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus geschiedde dat niet op een zitting die zonder meer openbaar toegankelijk is. Zodra het in openbaarheid doen van uitspraken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak daarom, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken. De uitspraak wordt ook gepubliceerd op www. rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: