ECLI:NL:RBNHO:2020:3570
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening rijbewijs ongeldig verklaring
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 mei 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in verband met de ongeldigverklaring van het rijbewijs van verzoeker door de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Verweerder heeft op 4 maart 2020 besloten het rijbewijs van verzoeker per 11 maart 2020 ongeldig te verklaren, waarop verzoeker bezwaar heeft gemaakt en de voorzieningenrechter heeft verzocht om schorsing van dit besluit. Tijdens de zitting op 6 mei 2020, die vanwege de coronamaatregelen digitaal plaatsvond, heeft verzoeker zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor het onderhouden van sociale contacten en het doen van boodschappen voor zijn ouders.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Verzoeker heeft niet aangetoond dat hij in de periode tot de beslissing op bezwaar niet op andere wijze zijn afspraken kan nakomen of dat zijn ouders niet zonder zijn rijbewijs noodzakelijke voorzieningen kunnen bereiken. De voorzieningenrechter concludeert dat het belang van verzoeker niet opweegt tegen de noodzaak om het besluit van verweerder af te wachten. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, in aanwezigheid van mr. L. Smit, griffier. De uitspraak is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl en zal openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.