ECLI:NL:RBNHO:2020:3570

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2067
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening rijbewijs ongeldig verklaring

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 mei 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in verband met de ongeldigverklaring van het rijbewijs van verzoeker door de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Verweerder heeft op 4 maart 2020 besloten het rijbewijs van verzoeker per 11 maart 2020 ongeldig te verklaren, waarop verzoeker bezwaar heeft gemaakt en de voorzieningenrechter heeft verzocht om schorsing van dit besluit. Tijdens de zitting op 6 mei 2020, die vanwege de coronamaatregelen digitaal plaatsvond, heeft verzoeker zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor het onderhouden van sociale contacten en het doen van boodschappen voor zijn ouders.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Verzoeker heeft niet aangetoond dat hij in de periode tot de beslissing op bezwaar niet op andere wijze zijn afspraken kan nakomen of dat zijn ouders niet zonder zijn rijbewijs noodzakelijke voorzieningen kunnen bereiken. De voorzieningenrechter concludeert dat het belang van verzoeker niet opweegt tegen de noodzaak om het besluit van verweerder af te wachten. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, in aanwezigheid van mr. L. Smit, griffier. De uitspraak is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl en zal openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/2067
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 mei 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] verzoeker

gemachtigde: mr. I. Heijselaar, advocaat te Amsterdam,
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

gemachtigde: mr. E. van Pernis-van de Wal .

Procesverloop

Bij besluit van 4 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het rijbewijs van verzoeker per 11 maart 2020 ongeldig verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om bij voorlopige voorziening het bestreden besluit te schorsen.
Op 23 april 2020 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Verzoeker heeft hierop gereageerd bij schrijven van 1 mei 2020.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 mei 2020. In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de zitting met gebruikmaking van tweezijdige elektronische communicatiemiddelen (Skype en telefoonverbinding) plaatsgevonden. Verzoeker heeft deelgenomen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Aan de zijde van verzoeker was ook aanwezig [naam 1] , maatschappelijk werker en casemanager van verzoeker bij [#] , instelling voor maatschappelijk werk te [locatie] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] , juridisch medewerker bij CBR.

Overwegingen

1. Op 12 oktober 2018 is verzoeker aangehouden als bestuurder van een motorrijtuig. De politie, eenheid Noord-Holland, heeft toen bij hem een ademalcoholgehalte geconstateerd van 390 μg/l (hetgeen overeen komt met een bloedalcoholgehalte van 0,897 promille). Eerder is verzoeker op 6 juli 2017 aangehouden, waarbij bij hem een ademalcoholgehalte is geconstateerd van 495 μg/l (1,139 promille). In september 2018 heeft verzoeker een cursus over alcohol en verkeer gevolgd.
2. Verweerder heeft verzoeker opgedragen een onderzoek te laten doen naar zijn geschiktheid tot het besturen van een motorrijtuig. Het onderzoek is uitgevoerd door [naam 3] , arts, ( [naam 3] ) en [naam 4] , psychiater ( [naam 4] ). Dit onderzoek bestond uit een anamnese, een lichamelijk en psychisch onderzoek alsmede een laboratoriumonderzoek. [naam 3] en [naam 4] concluderen dat op basis van alle relevante gegevens bij verzoeker de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik in ruime zin gesteld kan worden. Op verzoek van verzoeker heeft een tweede onderzoek plaatsgevonden dat is uitgevoerd door [naam 5] , psychiater ( [naam 5] ). Dit onderzoek bestond ook uit een anamnese, een lichamelijk en psychisch onderzoek alsmede een laboratoriumonderzoek. In het verslag van bevindingen concludeert [naam 5] dat sprake is van alcoholmisbruik in ruime zin.
3. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op de bevindingen van [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] en geconcludeerd dat verzoeker de geschiktheid mist om een motorrijtuig te besturen.
4. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
5. Verzoeker voert aan dat sprake is van spoedeisend belang. Verzoeker woont bij zijn ouders, die op leeftijd zijn en afhankelijk van hem zijn voor het doen van boodschappen, sociale contacten en ziekenhuisbezoeken. Verder heeft verzoeker zijn rijbewijs nodig om naar zijn afspraken met [#] toe te gaan en zijn sociale contacten te onderhouden. Ter zitting heeft verzoeker toegelicht dat hij wel wil gaan werken, maar thans geen baan heeft.
6. Er is sprake van onverwijlde spoed, die het treffen van de gevraagde voorziening rechtvaardigt, als niet gewacht kan worden op de afhandeling van het geschil in de hoofdzaak. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat de hoorzitting in de bezwaarprocedure op 29 april 2020 heeft plaatsgevonden en dat het bestreden besluit op korte termijn, waarschijnlijk binnen drie weken, mag worden verwacht.
7. De voorzieningenrechter ziet niet in waarom de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht. Verzoeker heeft niet met stukken aangetoond dat hij in die periode een of meer (dringende) afspraken heeft en die afspraken niet kan bereiken zonder zelf een motorrijtuig te mogen besturen. Verzoeker heeft wel aangevoerd dat het ongemakkelijk is om gebruik te maken van het openbaar vervoer, maar niet aannemelijk gemaakt dat dat onmogelijk is, dan wel dat hij afspraken niet op andere wijze kan nakomen. Verder heeft hij ook niet aannemelijk gemaakt dat zijn ouders voor hen noodzakelijke voorzieningen niet kunnen bereiken, of anderszins daarvan gebruik kunnen maken, als verzoeker niet in het bezit is van een geldig rijbewijs. Zo kunnen boodschappen ook door leveranciers worden bezorgd. Voorts valt niet in te zien dat voor hen in dringend noodzakelijk vervoer niet anderszins zal kunnen worden voorzien als verzoeker niet mag autorijden. Bovendien is het belang dat de ouders van verzoeker aangaat, nog niet zonder meer een belang van verzoeker zelf, dat van doorslaggevend gewicht kan zijn voor de vraag of er voor hem een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening is met betrekking tot het bestreden besluit.
8. De conclusie is dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, dat het treffen van de gevraagde voorziening rechtvaardigt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Aan een (voorlopig) oordeel over het bestreden besluit komt de voorzieningenrechter daarom niet toe.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. Smit, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 12 mei 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken. De uitspraak wordt wel gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.