ECLI:NL:RBNHO:2020:3546

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
15.010886.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak in vereniging gepleegd kort na beëindiging ISD-maatregel

Op 12 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak in vereniging. De zaak werd behandeld in tegenspraak, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Funke Küpper, en de verdediging door mr. C.M. Peeperkorn, advocaat te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van goederen uit woningen in Koog aan de Zaan en Amstelveen, waarbij de verdachte samen met anderen handelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging.

Tijdens de zitting op 28 april 2020 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was wat de verdachte onder feit 2 was ten laste gelegd, en sprak hem daarvan vrij. Echter, het onder feit 1 primair ten laste gelegde werd wel bewezen verklaard. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 11 januari 2020, tezamen met een ander, goederen had weggenomen uit een woning in Koog aan de Zaan door middel van verbreking.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, die kort na de beëindiging van een ISD-maatregel opnieuw in de fout was gegaan. De rechtbank weigerde ook de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat niet met zekerheid kon worden vastgesteld of de proeftijd nog liep ten tijde van het plegen van de feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

VONNIS

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.010886.20 en VI-zaaknummer: 99.000906.31 (P)
Uitspraakdatum: 12 mei 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 april 2020 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres 1] , thans gedetineerd in P.I. Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Funke Küpper en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.M. Peeperkorn, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 januari 2020 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit een woning gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen, meerdere goederen, waaronder een flatscreen (merk: Samsung), een tablet (merk: Samsung), een smartwatch (merk: Casio), meerdere acculaders (merk: sony), een telefoon (merk: Sony) en/of
een personenauto (merk: Citroën C4, [kenteken 1] ) met bijbehorende autosleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 11 januari 2020 te Koog aan de Zaan en/of te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten meerdere goederen, waaronder
een flatscreen (merk: Samsung), een tablet (merk: Samsung), een smartwatch (merk: Casio), meerdere acculaders (merk: sony), een telefoon (merk: Sony) en/of een personenauto (merk: Citroën C4, [kenteken 1] ) met bijbehorende autosleutels heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
hij op of omstreeks 10 januari 2020 te Amstelveen, althans in Nederland, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen (uit een woning gelegen aan de Ouderkerkerlaan) heeft weggenomen, meerdere goederen, waaronder een portemonnee, inhoudende een geldbedrag, een pasjeshouder, inhoudende een identiteitskaart, rijbewijs, bankpas (ING), creditcard (ING), ov kaart en/of een kentekenbewijs (BWM, [kenteken 2] ) en/of meerdere sleutels, waaronder een autosleutel (BMW), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffers] , terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks een periode van 9 januari 2020 tot en met 11 januari 2020 te Amstelveen en/of te Zaandam, althans in Nederland, meerdere goederen, waaronder een portemonnee, inhoudende een geldbedrag, een pasjeshouder, inhoudende een identiteitskaart, rijbewijs, bankpas (ING), creditcard (ING), ov kaart en/of een kentekenbewijs (BWM, [kenteken 2] en/of meerdere sleutels, waaronder een autosleutel (BMW) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moeten worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten wegens het gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 2 primair en subsidiairNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte onder 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 11 januari 2020 hebben de verbalisanten [naam 1] ( p 57 ) een onderzoek ingesteld in een personenauto van het merk Citroën C3. In deze personenauto zaten vier personen, onder wie verdachte.
Op aanwijzen van [naam 2] , bijrijder van de Citroën C3, werd in deze auto onder de bijrijdersstoel een autosleutel van het merk BMW aangetroffen.
De vier personen zijn kort daarop als verdachten aangehouden en overgebracht naar het politiebureau.
Later is in de advocatenruimte in het politiebureau een kentekenbewijs aangetroffen van een voertuig ( BMW) met het [kenteken 2] . Drie van de vier hiervoor bedoelde aangehouden verdachten zijn, blijkens de stukken van het dossier, in deze advocatenruimte geweest. Uit onderzoek is voorts gebleken dat dit kentekenbewijs en de aangetroffen BMW autosleutel zijn weggenomen bij de woninginbraak in Amstelveen waar de tenlastelegging ( feit 2 ) het oog op heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gezien voornoemde vindplaatsen, uit de stukken niet met zekerheid worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die in het bezit van deze goederen is geweest. Nu de goederen niet direct aan verdachte kunnen worden gekoppeld resteert onvoldoende bewijs voor betrokkenheid van de verdachte bij het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. Dat de bij de verdachte in gebruik zijnde telefoon ten tijde van de woninginbraak een zendmast in de directe omgeving van de woning heeft aangestraald, acht de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring van dit feit in enige variant te komen.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsmotivering feit 1
Met betrekking tot de uitgelezen telefoontoestellen heeft de raadsvrouw van verdachte zich op het standpunt gesteld dat uit de stukken niet kan worden vastgesteld dat onder verdachte een telefoontoestel in beslag is genomen met imei-nummer [nummer 1] , gekoppeld aan telefoonnummer [nummer 2] .
Uit de stukken blijkt dat onder verdachte na zijn aanhouding twee mobiele telefoons in beslag zijn genomen, een zwarte Nokia en een Wiko (pagina 269) Verdachte heeft verklaard dat hij in het bezit is en gebruik maakt van een simpel telefoontoestel van het merk Wiko.
Op vordering van de officier van justitie zijn printlijsten verstrekt van een drietal imei-nummers welke op naam staan van verdachte, waaronder het imei-nummer [nummer 1] . Slechts van laatstgenoemd imei-nummer zijn historische verkeersgegevens door de netwerkprovider KPN verstrekt, omdat van de andere imei-nummers geen gebruik werd gemaakt. Het imei-nummer [nummer 1] blijkt te zijn gekoppeld aan het telefoonnummer [nummer 2] . Met dit telefoonnummer wordt diverse malen contact gezocht met [medeverdachte] .
Gelet op de verklaring van de verdachte, bezien in samenhang met deze gang van zaken bij de verstrekking van de printlijsten, staat naar het oordeel van de rechtbank buiten twijfel vast dat de verdachte het toestel van het merk Wiko met genoemd IMEI-nummer en telefoonnummer in gebruik heeft gehad. Voor de bewijslevering is van belang dat dit toestel ten tijde van de woninginbraak in de directe omgeving daarvan een zendmast heeft aangestraald.
Gelet op de overige inhoud van de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd is de rechtbank van oordeel dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde samen met [medeverdachte] heeft gepleegd.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 11 januari 2020 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen, goederen, waaronder een flatscreen (merk: Samsung), een tablet (merk: Samsung), een smartwatch (merk: Casio), acculaders (merk: Sony), een telefoon (merk: Sony) en een personenauto (merk: Citroën C4, [kenteken 1] ) met bijbehorende autosleutels, die toebehoorden aan [slachtoffer] , terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een ander een woninginbraak gepleegd, waarbij zij diverse goederen en een auto hebben weggenomen.
Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners . Het is voor hen bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat vreemden in hun woning zijn geweest en hun persoonlijke bezittingen hebben doorzocht. In dit geval heeft de inbraak ’s nachts plaatsgevonden terwijl de bewoonster boven lag te slapen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
17 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte al heel vaak terzake van vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
- een mailbericht van 16 januari 2020 van [naam 3] , als reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
Dit mailbericht houdt onder meer in:
Uit zijn justitiële documentatie blijkt dat betrokkene veelvuldig in aanraking met politie en justitie komt. Betrokkene heeft in het verleden meerdere onvoorwaardelijke ISD-maatregelen opgelegd gekregen, waarvan de laatste ISD-maatregelen recentelijk in december is geëindigd. Uit de informatie blijkt dat betrokkene gedurende de extramurale fase van zijn ISD-maatregel niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden. Betrokkene heeft momenteel geen lopend begeleidingstraject bij de reclassering. Hij staat hier niet open voor.
Op basis van zijn omvangrijke delictsgeschiedenis, zijn reclasseringsverleden en het verloop van zijn recent geëindigde onvoorwaardelijke ISD-maatregel worden er geen mogelijkheden gezien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte in het verleden veelvuldig is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten en een zeer omvangrijk strafblad heeft. Daarbij komt dat verdachte, kort na de beëindiging van de ISD-maatregel, wederom heeft gerecidiveerd.
Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van de Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij het LOVS uit gaat van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden voor het veelvuldig plegen van woninginbraken. Deze straf acht de rechtbank passend en geboden. De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geval geen enkele aanleiding hiervan af te wijken.

7.Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam van 8 februari 2016 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek. Daarover is voorwaardelijke invrijheidstelling verleend voor een periode van 57 dagen.
De schriftelijke vordering van de officier van justitie d.d. 10 maart 2019 strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling herroept nu veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de voorwaarde, dat hij zich niet schuldig maakt aan nieuwe strafbare feiten.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft de officier van justitie ter terechtzitting haar vordering gewijzigd en afwijzing gevorderd , nu op basis van de stukken niet met zekerheid kan worden vastgesteld of de proeftijd nog liep ten tijde van het plegen van ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling moet worden afgewezen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het volgende wetsartikel is van toepassing:
artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1 primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E.C. de Wit, voorzitter,
mrs. R.M. Steinhaus en E.G. van Roest, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 mei 2020.
Mr. Steinhaus is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.