ECLI:NL:RBNHO:2020:3545

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
15.010889.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak in vereniging kort na beëindiging ISD-maatregel

Op 12 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak in vereniging. De zaak werd behandeld door een meervoudige strafkamer en vond zijn oorsprong in een incident op 11 januari 2020 te Koog aan de Zaan. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van een woninginbraak waarbij diverse goederen, waaronder een flatscreen, tablet, smartwatch en een personenauto, werden weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 28 april 2020 heeft de officier van justitie gevorderd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder DNA-sporen en telefoonanalyses, geconcludeerd dat de verdachte samen met een medeverdachte de woninginbraak heeft gepleegd. De rechtbank heeft het primair ten laste gelegde feit bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en het strafblad van de verdachte, die kort na de beëindiging van een ISD-maatregel opnieuw in de fout was gegaan. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke maatregel afgewezen.

Uitspraak

VONNIS

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.010889.20 en 15.800419.16 ( tul) (P)
Uitspraakdatum: 12 mei 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 april 2020 in de zaak tegen:
[verdachte]
[geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres 1]
thans gedetineerd in PI Alphen a/d Rijn, Maatschappijlaan HvB.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Funke Küpper en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D. Fontein, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 januari 2020 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit een woning gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen, meerdere goederen, waaronder een flatscreen (merk: Samsung), een tablet (merk: Samsung), een smartwatch (merk: Casio), meerdere acculaders (merk: sony), een telefoon (merk: Sony) en/of een personenauto (merk: Citroën C4, kenteken [kenteken] ) met bijbehorende autosleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 11 januari 2020 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten meerdere goederen, waaronder een flatscreen (merk: Samsung), een tablet (merk: Samsung), een smartwatch (merk: Casio), meerdere acculaders (merk: sony), een telefoon (merk: Sony) en/of een personenauto (merk: Citroën C4, kenteken [kenteken] ) met bijbehorende autosleutels heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet op de plaats van het delict kan worden geplaatst.
Daarnaast wist verdachte niet dat de auto waarin hij heeft meegereden en de aangetroffen goederen van diefstal afkomstig waren.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Uit de bewijsmiddelen –bezien in hun onderling verband en samenhang- volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte samen met [medeverdachte] de ten laste gelegde woninginbraak heeft gepleegd.
Op 11 januari 2020 is in de vroege ochtend een woninginbraak gepleegd aan het [adres 2] te Koog aan de Zaan. Bij deze woninginbraak is, naast goederen, ook de Citroën C4 van aangeefster weggenomen.
Kort na het plegen van deze woninginbraak wordt verdachte samen met [medeverdachte] waargenomen in de weggenomen Citroën C4. In de C3 waarin verdachte vervolgens samen met [medeverdachte] wordt aangehouden bevindt zich een koeltas met daarin de bij de woninginbraak weggenomen goederen.
Uit de telefoonanalyse blijkt dat verdachte en [medeverdachte] contact met elkaar hebben gehad en dat op het moment van de woninginbraak de telefoon van zowel verdachte als van [medeverdachte] een telefoonmast aanstralen in de omgeving van de woning aan het [adres 2] te Koog aan de Zaan.
In de directe nabijheid van de woning treft de politie een fiets aan. Op de handvatten worden DNA-sporen van verdachte aangetroffen. Deze moeten gelet op de omstandigheden van aantreffen recent zijn geweest. Desgevraagd ter terechtzitting heeft verdachte geen verklaring kunnen cq willen geven voor het aantreffen van deze sporen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 11 januari 2020 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen, goederen, waaronder een flatscreen (merk: Samsung), een tablet (merk: Samsung), een smartwatch (merk: Casio), meerdere acculaders (merk: Sony), een telefoon (merk: Sony) en een personenauto (merk: Citroën C4, kenteken [kenteken] ) met bijbehorende autosleutels, die toebehoorden aan K. Nuij, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 11 januari 2020 samen met een ander een woninginbraak gepleegd, waarbij diverse goederen en een auto zijn weggenomen.
Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat vreemden in hun woning zijn geweest en hun persoonlijke bezittingen hebben doorzocht.
Deze inbraak heeft ’s nachts plaatsgevonden terwijl de bewoonster boven lag te slapen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
7 april 2020, waaruit blijkt dat de verdachte reeds vele malen terzake van vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 16 januari 2020 van
[naam]als reclasseringswerker verbonden aan
Reclassering Nederland.
Het reclasseringsrapport houdt onder meer in:
Er is sprake van langdurige verslavingsproblematiek, het ontbreekt betrokkene aan passende huisvesting en betrokkene heeft geen inkomen. Verder heeft betrokkene schulden en heeft hij geen dagbesteding noch inzicht in zijn problematiek. Hoewel betrokkene aangeeft dat hij open staat voor begeleiding, heeft dit tot op heden niet geleid tot gedragsverandering dan wel vermindering van het risico op recidive. De hardnekkige verslavingsproblematiek, ambivalente houding van betrokkene en de vermoedelijke aanwezigheid van psychopathologie (ADHD) vormen de grootste risicofactoren, omdat dit direct samenhangt met delictgedrag. Op basis van het delictverleden, het reclasseringsverleden, het huidige reclasseringstoezicht (15.162575-17) in het kader van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel en het gesprek met betrokkene, zien wij geen mogelijkheden om met bijzondere voorwaarden in de vorm van reclasseringstoezicht het risico op recidive te beperken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte in het verleden veelvuldig is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Daarbij komt dat verdachte, zeer kort na de beëindiging van de ISD-maatregel, wederom heeft gerecidiveerd.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan geen andere straf op haar plaats is dan één die vrijheidsbeneming van langere duur meebrengt dan door de officier van justitie is gevorderd.
Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van de Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij het LOVS uit gaat van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden bij veelvuldige recidive. Deze straf acht de rechtbank passend en geboden. De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geval geen aanleiding hiervan af te wijken.

7.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 26 januari 2017 in de zaak met parketnummer 15/800419.16 heeft de meervoudige kamer te Noord-Holland verdachte ter zake van een vernieling van en beschadiging van goederen veroordeeld tot een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Ten aanzien van die voorwaardelijke maatregel is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 16 februari 2017 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 10 februari 2017 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank de vordering zal afwijzen.
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het volgende wetsartikel is van toepassing:
artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland in de zaak met parketnummer 15.800419.16 opgelegde voorwaardelijke maatregel.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E.C. de Wit, voorzitter,
mrs. R.M. Steinhaus en E.G. van Roest, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 mei 2020.
Mr. Steinhaus is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.