ECLI:NL:RBNHO:2020:3544

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
7221394 / CV EXPL 18-8154
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers na blikseminslag

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Finnair wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Finnair voor een vlucht van Amsterdam naar Helsinki en vervolgens naar Peking op 16 en 17 juli 2016. Door een vertraging van meer dan 24 uur arriveerden zij niet op tijd op hun eindbestemming. Finnair weigerde compensatie te betalen, stellende dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een blikseminslag op een voorgaande vlucht. De passagiers vorderden een bedrag van € 1.800,00 plus bijkomende kosten en wettelijke rente.

De kantonrechter oordeelde dat Finnair niet voldoende bewijs had geleverd dat de blikseminslag daadwerkelijk had plaatsgevonden en dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat Finnair niet had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. Hierdoor werd de vordering van de passagiers toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de proceskosten. De kantonrechter veroordeelde Finnair tot betaling van in totaal € 2.126,70 aan de passagiers, vermeerderd met rente en kosten.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft voor passagiers bij annuleringen of langdurige vertragingen, tenzij de luchtvaartmaatschappij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7221394 CV / EXPL 18-8154
Uitspraakdatum: 13 mei 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

beiden wonende te [woonplaats]
hierna gezamenlijk te noemen|: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff, mr. M.J.R. Hannink en M.A.P. Duinkerke, LL.B. (EU Claim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Osakeythiö Finnair Oyj
gevestigd te Helsinki, Finland
gedaagde
hierna te noemen: Finnair
gemachtigde: mr. W.O. Russel

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 14 juni 2018 een vordering tegen Finnair ingesteld. Finnair heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Finnair een schriftelijke reactie heeft gegeven en heeft daarbij een productie overgelegd. De passagiers hebben vervolgens nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Finnair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Finnair de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Helsinki, Finland met vlucht AY0842 en van Helsinki naar Peking, China met vlucht AY0051 op 16 en 17 juli 2016, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan 24 uur op hun eindbestemming gearriveerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Finnair gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Finnair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Finnair, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2016, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 326,70 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 22 november 2016 dan wel vanaf de datum der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na datum van het vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Finnair vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Finnair betwist de vordering. Zij heeft hiertoe, onder meer, het volgende aangevoerd.
4.2.
Finnair voert aan dat vlucht AY0051 van Helsinki naar Peking is geannuleerd en dat de passagiers zijn omgeboekt naar een vervangende vlucht op 17 juli 2016, waarmee de passagiers 24 uur later op hun eindbestemming Peking zijn gearriveerd. Finnair stelt dat vlucht AY0051 is geannuleerd als gevolg van buitengewone omstandigheden. Het toestel dat de vlucht in kwestie zou uitvoeren (een Airbus A350), was op dezelfde dag eerst ingezet op een andere vlucht, toen het werd getroffen door een blikseminslag. Tijdens de
turnaround-inspectie op de luchthaven van Helsinki werden verschillende brandplekken aangetroffen over de gehele romp van het toestel. Het toestel is vervolgens naar een hangar gesleept voor onderzoek van de schade. Na consultatie van vliegtuigfabrikant Airbus bleek dat de schade aan het toestel volgens Airbus binnen acceptabele limieten lag maar dat er wel reparaties moesten plaatsvinden. Toen bleek dat deze reparatiemaatregelen langer zouden duren zodat vlucht AY0051 niet meer tijdig kon worden uitgevoerd, heeft Finnair de vlucht in kwestie geannuleerd. Finnair voert aan dat zij haar toestel van de luchtautoriteiten niet mocht inzetten zonder onderzoek en eventueel noodzakelijke operaties uit te voeren.
4.3.
Het verplichte onderzoek na blikseminslag, alsmede het verbod van de luchtautoriteiten om het toestel in te zetten zijn aan te merken als buitengewone omstandigheden waarop Finnair geen invloed op kon uitoefenen. Dergelijke omstandigheden kunnen niet worden beschouwd als inherent aan de normale uitoefening van vliegverkeer. Finnair is meteen opzoek gegaan naar alternatieven om vlucht AY0051 uit te voeren. Zij kon zelf geen ander toestel vrijmaken uit haar vloot. Finnair heeft de passagiers omgeboekt naar de eerst mogelijke vlucht naar Peking. Er was geen sneller alternatief.
4.4.
Tevens betwist Finnair buitengerechtelijke kosten aan de passagiers verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat vlucht AY051 van Helsinki naar Peking is geannuleerd, zodat Finnair op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen, tenzij zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen.
5.3.
Finnair heeft aangevoerd dat het toestel dat de vlucht AY051 zou uitvoeren tijdens de
voorafgaande vlucht AY052 werd getroffen door blikseminslag. Hiertoe heeft zij een e-mail overgelegd van 26 oktober 2016 afkomstig van de technische dienst van Finnair. Finnair voert aan dat uit deze e-mail voldoende blijkt dat er een onderzoek naar schade aan het toestel heeft plaatsgevonden en dat deze schade vervolgens gerepareerd is. De kantonrechter volgt Finnair in dit standpunt niet. Met de overgelegde e-mail heeft Finnair niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de blikseminslag zich op de voorgaande vlucht heeft voorgedaan. De kantonrechter is het met de passagiers eens dat Finnair haar standpunten niet voldoende heeft onderbouwd en daarmee niet aan haar bewijslast heeft voldaan. Het had op de weg van Finnair gelegen om een flight log van vlucht AY051 over te leggen alsmede het reparatierapport, zodat kon worden vastgesteld dat de blikseminslag zich daadwerkelijk heeft voorgedaan op vlucht AY051 en dat er reparatiewerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Tevens heeft Finnair het nagelaten om haar stelling dat het toestel niet mocht worden ingezet op last van de luchtautoriteiten, op enige wijze te onderbouwen. Gelet op het voorgaande heeft Finnair niet aangetoond dat er sprake is geweest van buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan de onderhavige vlucht is vertraagd en wordt het beroep door Finnair op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden verworpen. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of Finnair voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
5.4.
Nu Finnair voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van compensatie, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen. Ook de gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is toewijsbaar.
5.5.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Finnair heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van Finnair, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.7.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Finnair worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Finnair tot betaling aan de passagiers van € 2.126,70, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.800,00 vanaf 17 juli 2016, en over € 326,70 vanaf 14 juni 2018, tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) deze bedragen;
6.2.
veroordeelt Finnair tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 98,01;
griffierecht € 226,00;
salaris gemachtigde € 360,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
veroordeelt Finnair tot betaling van € 90,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter