ECLI:NL:RBNHO:2020:3536
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep tegen uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar
Op 15 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de heffingsambtenaar van Cocensus als verweerder. Eiser heeft op 17 december 2019 digitaal beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 7 november 2019. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat iemand die beroep instelt, op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb, in het beroepschrift de gronden van het beroep moet vermelden. Dit houdt in dat eiser moet aangeven op welke specifieke punten hij het niet eens is met het bestreden besluit. Eiser heeft echter geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij aangetekende brief van 30 januari 2020 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Uit het Track & Trace-systeem van PostNL blijkt dat deze brief op 5 februari 2020 is afgehaald, maar eiser heeft niet gereageerd.
Aangezien eiser binnen de gestelde termijn geen gronden heeft ingediend en geen reden heeft gegeven voor dit verzuim, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is niet uitgesproken op een openbare zitting vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.