ECLI:NL:RBNHO:2020:3533

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 20_278
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep tegen uitspraak op bezwaar in bestuursrechtelijke zaak

Op 15 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de heffingsambtenaar van Cocensus. Eiser heeft op 27 november 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 16 oktober 2019. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser heeft in het beroepschrift geen gronden vermeld en het beroepschrift niet ondertekend. De rechtbank heeft eiser op 28 februari 2020 verzocht om deze verzuimen binnen vier weken te herstellen, maar deze brief is onbestelbaar geretourneerd met de mededeling 'niet afgehaald'. De griffier heeft de brief vervolgens per gewone post verzonden, maar eiser heeft niet gereageerd. Aangezien eiser geen reden heeft gegeven voor de verzuimen, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/278

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van Cocensus, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 27 november 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 16 oktober 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift en heeft het beroepschrift niet ondertekend. De rechtbank heeft eiser bij aangetekende brief van 28 februari 2020 verzocht om binnen vier weken deze verzuimen te herstellen. Deze brief is aan de rechtbank onbestelbaar geretourneerd met de mededeling “niet afgehaald”. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb heeft de griffier deze brief aan eiser ter kennisname per gewone post toegezonden. Eiser heeft niet gereageerd.
4. Eiser heeft geen reden gegeven voor deze verzuimen. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor deze verzuimen.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 15 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.