ECLI:NL:RBNHO:2020:3524

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
HAA 20_1015
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep tegen uitspraak op bezwaar gemeentelijke belastingen

Op 15 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de heffingsambtenaar van de gemeente Medemblik. Eiser had op 12 januari 2020 digitaal beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen de aanslag gemeentelijke belastingen 2019, specifiek de rioolheffing. De rechtbank verzocht eiser om een kopie van de brief waarin hij verweerder had geïnformeerd over de gebreken in de procedure. Eiser stuurde de uitspraak op bezwaar van verweerder van 23 oktober 2019 op, waartegen het beroep was gericht.

De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak kon worden gedaan zonder zitting. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is zes weken, die begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval was het bestreden besluit op 23 oktober 2019 bekendgemaakt, waardoor de termijn eindigde op 4 december 2019. Eiser diende zijn beroepschrift echter pas op 12 januari 2020 in, wat te laat was.

Eiser voerde aan dat hij onwetend was van de te late indiening, en dat persoonlijke omstandigheden, zoals de verkoop van zijn woning en mantelzorg voor zijn dochter en kleindochter, hieraan ten grondslag lagen. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden geen verschoonbare termijnoverschrijding opleverden. De verantwoordelijkheid voor tijdige indiening lag bij eiser, en zijn onoplettendheid was niet voldoende om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier, en werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/1015

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Medemblik, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 12 januari 2020 digitaal beroep ingesteld wegens het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen de aanslag gemeentelijke belastingen 2019 (rioolheffing).
Nadat de rechtbank eiser had verzocht een kopie van de brief waarmee hij verweerder had meegedeeld dat hij in gebreke was toe te sturen, heeft eiser de uitspraak op bezwaar van verweerder van 23 oktober 2019 toegezonden.
Het beroep is derhalve gericht tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 23 oktober 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 23 oktober 2019 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 4 december 2019.
4. Eiser heeft het beroepschrift digitaal ingediend op 12 januari 2020. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend. Eiser voert hiertoe aan dat hij geheel onwetend was van de te late indiening van het beroepschrift. Eiser stelt dat hij in de veronderstelling was dat hij nog geen reactie op zijn bezwaarschrift had ontvangen en dat die onoplettendheid mede te maken had met de verkoop van zijn woning in die periode en met de mantelzorg voor zijn dochter en kleindochter. Pas later werd hem duidelijk dat dit onjuist was en hij wel een uitspraak op zijn bezwaarschrift had ontvangen.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van wat eiser heeft aangevoerd kan geen verschoonbare termijnoverschrijding worden aangenomen. Het is de verantwoordelijkheid van eiser om binnen de termijn van zes weken beroep in te stellen. Dat eiser dit door onoplettendheid heeft nagelaten komt, ook in de door eiser aangegeven omstandigheden, voor zijn rekening en risico en maakt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 15 mei 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.