ECLI:NL:RBNHO:2020:3524
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep tegen uitspraak op bezwaar gemeentelijke belastingen
Op 15 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de heffingsambtenaar van de gemeente Medemblik. Eiser had op 12 januari 2020 digitaal beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen de aanslag gemeentelijke belastingen 2019, specifiek de rioolheffing. De rechtbank verzocht eiser om een kopie van de brief waarin hij verweerder had geïnformeerd over de gebreken in de procedure. Eiser stuurde de uitspraak op bezwaar van verweerder van 23 oktober 2019 op, waartegen het beroep was gericht.
De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak kon worden gedaan zonder zitting. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is zes weken, die begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval was het bestreden besluit op 23 oktober 2019 bekendgemaakt, waardoor de termijn eindigde op 4 december 2019. Eiser diende zijn beroepschrift echter pas op 12 januari 2020 in, wat te laat was.
Eiser voerde aan dat hij onwetend was van de te late indiening, en dat persoonlijke omstandigheden, zoals de verkoop van zijn woning en mantelzorg voor zijn dochter en kleindochter, hieraan ten grondslag lagen. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden geen verschoonbare termijnoverschrijding opleverden. De verantwoordelijkheid voor tijdige indiening lag bij eiser, en zijn onoplettendheid was niet voldoende om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier, en werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.