ECLI:NL:RBNHO:2020:3507

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
8234167 CV EXPL 19-19563
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de oneerlijkheid van een beding in algemene voorwaarden in een consumentenovereenkomst met betrekking tot de restwaarde van een Mediabox

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 mei 2020 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen Ziggo B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, Ziggo B.V., vorderde betaling van € 161,30, vermeerderd met rente en kosten, met betrekking tot de restwaarde van een Mediabox XL en Extra Mediabox XL die na beëindiging van de overeenkomst niet zijn geretourneerd. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of de algemene voorwaarden van Ziggo B.V. oneerlijke bedingen bevatten, in het bijzonder artikel 12.6, dat betrekking heeft op de restwaarde van de niet-geretourneerde apparatuur.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat zij aan haar precontractuele informatieverplichtingen heeft voldaan, zoals vereist door de artikelen 6:230m en 6:230v BW. De rechter oordeelde dat de eisende partij onvoldoende duidelijke en begrijpelijke informatie heeft verstrekt over de kosten en voorwaarden met betrekking tot de restwaarde van de Mediaboxen. Dit gebrek aan transparantie leidt tot de conclusie dat artikel 12.6 van de algemene voorwaarden als oneerlijk moet worden aangemerkt, omdat het een aanzienlijke verstoring van het contractuele evenwicht tussen de partijen met zich meebrengt.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Ziggo B.V. afgewezen en de eisende partij belast met de proceskosten, die zijn vastgesteld op nihil. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke en begrijpelijke informatie in consumentenovereenkomsten en de bescherming van consumenten tegen oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8234167 CV EXPL 19-19563
Uitspraakdatum: 13 mei 2020
Verstekvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ziggo B.V.,
gevestigd te Utrecht,
de eisende partij,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
de gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend. Bij tussenvonnis van 22 januari 2020 heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld haar vordering nader toe te lichten, hetgeen zij bij akte van 19 februari 2020 heeft gedaan.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert betaling van € 161,30, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.3.
De eisende partij heeft gesteld dat zij met de gedaagde partij op 13 november 2016 een overeenkomst heeft gesloten, die per 16 november 2018 wegens opzegging door de gedaagde partij is beëindigd. De eisende partij heeft verder gesteld dat de overeenkomst online is gesloten. De eisende partij heeft een e-mail aan de gedaagde partij overgelegd van 13 november 2016 waarin een bestelling is bevestigd van, onder meer, een Connect Max en Play Max pakket en een Horizon Extra Mediabox. De eisende partij heeft algemene voorwaarden overgelegd van 1 juli 2018.
2.4.
De eisende partij vordert de restwaarde van een Mediabox XL en Extra Mediabox XL, die na het eindigen van de overeenkomst niet geretourneerd zijn.
De wettelijke informatieverplichtingen van artikelen 6:230m en 6:230v BW
2.5.
Op grond van artikel 6:230m en 6:230v BW dient de eisende partij - kort gezegd - voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op afstand op passende, duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW opgesomde informatie aan de consument te verstrekken. Voor wat betreft de kenmerken van de zaak of dienst, de prijs en kosten, de duur van de overeenkomst en voorwaarden voor opzegging en de minimumduur dient zij daarbij onmiddellijk voorafgaand aan het plaatsen van de bestelling tevens op een in het oog springende wijze op deze informatie te wijzen. Het doel van artikel 6:230m lid 1 BW is om de consument de mogelijkheid te geven een weloverwogen besluit te nemen over zijn aankoop. Een verwijzing achteraf naar waar de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW op de website dan wel in de algemene voorwaarden kan worden gevonden, is, gelet op voornoemd doel, niet in alle gevallen afdoende.
Daarnaast moet de eisende partij binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst een bevestiging van de overeenkomst verstrekken op een duurzame gegevensdrager, met daarin alle in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie.
2.6.
Wat betreft de precontractuele informatieverplichtingen licht de eisende partij in productie 2 toe waar (maar overigens niet sinds wanneer) de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde en op de overeenkomst toepasselijke wettelijke informatie op haar website te vinden is. De eisende partij verwijst hiervoor ook naar de algemene voorwaarden.
Uit de stellingen en toelichting daarop in de dagvaarding, de akte en de overgelegde producties, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter echter niet, althans onvoldoende, dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, bijvoorbeeld gedurende het online bestelproces, alle van toepassing zijnde informatie van artikel 6:230m lid 1 BW op duidelijke en begrijpelijke wijze aan de gedaagde partij heeft verstrekt. Verwijzingen naar bepalingen in haar algemene voorwaarden en naar de optie ‘veelgestelde vragen’ op de website volstaan niet. Daarom kan niet worden vastgesteld dat de eisende partij op juiste wijze aan haar precontractuele informatieverplichtingen heeft voldaan.
2.7.
Wat betreft de contractuele informatieverplichtingen heeft de eisende partij een e-mail overgelegd waarin zij de overeenkomst met de gedaagde partij heeft bevestigd. In deze e-mail, die als duurzame gegevensdrager kan worden aangemerkt, wordt op een aantal van de contractuele informatieverplichtingen expliciet gewezen. Dat geldt echter niet voor:
- de ingangsdatum van de overeenkomst, zodat onduidelijk is binnen welke termijn de eisende partij zich verbindt de diensten te verlenen en per wanneer voor de gedaagde partij een betalingsverplichting ontstaat;
- de kosten die bij het niet retourneren van de Mediabox XL en Extra Mediabox XL na beëindiging van het abonnement in rekening kunnen worden gebracht. Evenmin wordt vermeld hoe deze kosten (de zogenoemde restwaarde) worden berekend, hetgeen ook geldt voor de voorwaarden van waarborgsommen, terwijl op grond van de specificatie van de factuur van 28 januari 2019 moet worden aangenomen dat de gedaagde partij op enig moment een borg (‘tegoed’) heeft betaald;
- informatie over het klachtafhandelingsbeleid.
2.8.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat niet (volledig) aan de verplichtingen van artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v BW is voldaan. De kantonrechter zal hieraan in dit geval echter geen consequenties verbinden, omdat de vordering van de eisende partij al afstuit op het volgende.
Het beroep op de algemene voorwaarden
2.9.
De gedaagde partij is een consument. Volgens vaste Europese rechtspraak is de Nederlandse rechter ambtshalve gehouden te toetsen of een beding in een consumentenovereenkomst waarover tussen partijen niet afzonderlijk is onderhandeld, zoals een beding in algemene voorwaarden, als een oneerlijk beding moet worden aangemerkt in de zin van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn) (zie onder andere HvJEU 30 mei 2013, ECLI:EU:C:2013:341).
2.10.
Op grond van artikel 3 van de richtlijn wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De Nederlandse rechter dient deze toets (onder andere) te verrichten via de open norm van artikel 6:233 sub a BW en, meer in het bijzonder, de artikelen 6:236 en 6:237 BW. Op grond van de open norm is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar indien het onredelijk bezwarend is, gelet op de aard en overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen en de overige omstandigheden van het geval.
2.11.
De eisende partij vordert op grond van artikel 12.6 van de algemene voorwaarden de restwaarde van de niet-geretourneerde Mediaboxen. Deze bepaling luidt:
“De Klant retourneert op eigen kosten de in bruikleen gegeven of verhuurde zaken met toebehoren, in goede staat binnen vijftien dagen na beëindiging van het Abonnement op de door Ziggo aan te geven wijze. Als de Klant de zaken niet, niet volledig, niet op tijd, niet in goede staat of niet op de voorgeschreven wijze retourneert, zal de Klant de restwaarde van de niet terug gegeven Apparatuur aan Ziggo vergoeden. De hoogte van de restwaarde van de betreffende Apparatuur is te vinden op ziggo.nl. De Klant is daarna niet meer verplicht de zaken te retourneren.”.
2.12.
In de dagvaarding is een berekening opgenomen van de restwaarde van de Mediaboxen, aan de hand van de inkoopprijs, de afschrijvingstermijn en het aantal maanden dat het abonnement heeft gelopen. Echter, niet toegelicht is waar, wanneer en hoe de gedaagde partij is geïnformeerd over de (hoogte van de) betreffende kosten en berekeningswijze. Kennelijk moet de gedaagde partij daar zelf naar op zoek op de website van de eisende partij. Zelfs in de bevestiging van beëindiging van het abonnement worden geen bedragen genoemd.
2.13.
De consument kan uit de algemene voorwaarden zelf niet opmaken met welke mogelijke kosten hij nog kan worden geconfronteerd. De ‘kale’ verwijzing naar de website ziggo.nl voor de hoogte van de restwaarde, brengt met zich dat de eisende partij de tarieven en kosten voor de Mediaboxen tussentijds en zonder medeweten en/of instemming van de consument naar eigen believen zal kunnen wijzigen. Ook ten nadele van de consument.
2.14.
Artikel 12.6 van de algemene voorwaarden is gelet hierop aan te merken als een eenzijdig wijzigingsbeding, zoals bedoeld in de ‘blauwe lijst’ bij de richtlijn (“Bedingen die tot doel of tot gevolg hebben: j) de verkoper te machtigen zonder geldige, in de overeenkomst vermelde reden eenzijdig de voorwaarden van de overeenkomst te wijzigen”). Het HvJEU heeft geoordeeld dat dergelijke wijzigingsbedingen al snel niet door de beugel kunnen (zie, bijvoorbeeld, HvJEU 21 maart 2013, ECLI:EU:C:2013:180).
2.15.
Artikel 12.6 van de algemene voorwaarden brengt dan ook een aanzienlijke verstoring van het contractuele evenwicht tussen de eisende partij en de gedaagde partij met zich, in de zin van artikel 3 van de richtlijn. Daaraan doet een berekening achteraf van de kosten en afschrijving van de Mediabox in een concrete zaak niets af. Hetzelfde geldt voor de stelling in de dagvaarding dat de gehanteerde kostprijs en afschrijvingstermijn ‘reëel en alleszins redelijk’ zijn.
2.16.
Daarbij komt dat artikel 12.6 van de algemene voorwaarden niet transparant is. Artikel 5 van de richtlijn bepaalt in dit verband:
“In het geval van overeenkomsten waarvan alle of bepaalde aan de consument voorgestelde bedingen schriftelijk zijn opgesteld, moeten deze bedingen steeds duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. In geval van twijfel over de betekenis van een beding, prevaleert de voor de consument gunstigste interpretatie. (…)”. De enkele verwijzing naar de website van de eisende partij is niet ‘duidelijk’ in de zin van dit artikel.
2.17.
Gelet op het voorgaande wordt artikel 12.6 van de algemene voorwaarden als oneerlijk aangemerkt. De vordering wordt afgewezen.
2.18.
De eisende partij wordt als de in het ongelijk gestelde partij belast met de proceskosten, aan de zijde van de gedaagde partij tot op heden begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij in de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vaststelt op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.