ECLI:NL:RBNHO:2020:3482

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
11 mei 2020
Zaaknummer
7751596 CV EXPL 19-6049
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de passagier in zijn vordering wegens cessie aan AirHelp

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen de buitenlandse luchtvaartmaatschappij LOT, naar aanleiding van een vertraagde vlucht op 26 oktober 2018 van Amsterdam naar Lviv via Warschau. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt bij vertragingen. LOT heeft echter betwist dat de passagier nog vorderingsgerechtigd is, omdat hij zijn vordering zou hebben gecedeerd aan het claimbureau AirHelp. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij de cessie aan AirHelp heeft weerlegd. De rechter oordeelt dat de passagier niet ontvankelijk is in zijn vordering, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij nog recht heeft op de compensatie. De proceskosten worden toegewezen aan LOT, omdat de passagier ongelijk krijgt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en is uitgesproken op 6 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7751596 \ CV EXPL 19-6049
Uitspraakdatum: 6 mei 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Oekraïne)
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof, mr. E.J. Hoekstra
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Polskie Linie Lotnicze “LOT” S.A.ook h.o.d.n.
Lot Polish Airlines Polskie Linie Lotnicze “Lot”
gevestigd te Warschau (Polen)
gedaagde
hierna te noemen: LOT
gemachtigde: mr. G.W. Oreel, mr. T.A. Uildriks

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 28 maart 2018 een vordering tegen LOT ingesteld. LOT heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna LOT een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met LOT een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan LOT de passagier op 26 oktober 2018 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol, via Warschau (Polen) naar Lviv (Oekraïne), hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Warschau is met vertraging uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur op zijn eindbestemming gearriveerd.
2.3.
De buitenlandse rechtspersoon AirHelp Limited (hierna: AirHelp) heeft compensatie van LOT gevorderd wegens vertraging van de vlucht. LOT heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.4.
Namens AirHelp heeft de gemachtigde op 18 februari 2019 LOT schriftelijk aangemaand tot betaling over te gaan uiterlijk twee weken later, aan welke aanmaning LOT geen gevolg heeft gegeven.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat LOT bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat LOT vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
LOT betwist de vordering. Zij voert als primair verweer – samengevat – aan dat de passagier zijn vorderingsrecht heeft gecedeerd aan claimbureau AirHelp. AirHelp heeft eerder, immers op 7 november 2018, namens de passagier compensatie van LOT gevorderd. Ter zake van deze vordering heeft AirHelp uitdrukkelijk aangegeven dat geen rechtstreekse betaling aan de passagier mag worden gedaan:

Please note, that our client/clients assigned the claim to us by signing the attached Assignment Form. Consequently, any payments made by you directly to our client/clients will have no legal effect.”

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
LOT betwist dat de passagier zelf nog vorderingsgerechtigd is. LOT meent dat de passagier zijn vorderingsrecht door het ondertekenen van het “Assignment Form” heeft overgedragen aan AirHelp.
5.3.
In de dagvaarding is niet vermeld dat de passagier het door AirHelp gehanteerde “Assignment Form” heeft ondertekend en dat AirHelp daar eerder tegenover LOT een beroep op heeft gedaan (hetgeen niet conform het bepaalde in artikel 21 Rv is), noch is dit Formulier door de passagier in het geding gebracht. In de conclusie van repliek wordt enkel weersproken dat er tussen de passagier en AirHelp cessie heeft plaatsgevonden.
5.4.
Het verweer van LOT houdt in dat de vordering tot betaling van de compensatie, blijkens het door AirHelp aan haar verstrekte Formulier, door de passagier is gecedeerd aan AirHelp. Uit eerder gepubliceerde uitspraken van deze rechtbank volgt dat AirHelp zich, met verwijzing naar haar eigen Formulier, meermalen heeft beroepen op cessie van de vordering door passagiers. Gelet op het verweer van LOT ter zake van de overdracht van die vordering door de passagier en het beroep op niet ontvankelijkheid van de passagier om alsnog op eigen naam een vordering bij de rechtbank in te dienen, lag het op de weg van de passagier om onderbouwd met stukken toe te lichten waarom de passagier toch in zijn vordering zou kunnen worden ontvangen. De enkele ontkenning van de overdracht van de vordering is onder deze omstandigheden dan ook onvoldoende. Daarbij neemt de kantonrechter nog in overweging dat de gemachtigden van de passagier tevens met grote regelmaat optreden als gemachtigden van AirHelp en derhalve bekend kunnen worden geacht met de onderhavige discussie.
5.5.
De passagier heeft niet aan de stelplicht voldaan. De conclusie moet dan ook zijn dat het verweer van LOT slaagt en dat als niet, althans onvoldoende weerlegd is komen vast te staan dat de passagier zijn vordering aan AirHelp heeft gecedeerd en derhalve de passagier niet ontvankelijk moet worden verklaard. Aan de inhoudelijke verweren van LOT wordt daarom niet meer toegekomen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door LOT worden gemaakt.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door LOT worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart de passagier niet-ontvankelijk in zijn vordering;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor LOT worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van LOT;
6.3.
veroordeelt de passagier tot betaling van € 36,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk worden gemaakt door LOT;
6.4.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter