ECLI:NL:RBNHO:2020:3471
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening
Op 6 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening na de schorsing van het rijbewijs van de verzoeker, hangende een onderzoek naar zijn rijvaardigheid. De schorsing vond plaats op 24 februari 2020, waarna de verzoeker op 4 maart 2020 bezwaar maakte tegen dit besluit. Op 10 maart 2020 verklaarde verweerder het bezwaar gegrond, waarna de verzoeker op 19 maart 2020 zijn verzoekschrift introk. Tegelijkertijd verzocht hij om een proceskostenvergoeding op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop verweerder op 23 april 2020 reageerde. Partijen hebben ervoor gekozen om niet te worden gehoord over het verzoek om proceskosten. De voorzieningenrechter overwoog dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de verzoeker is tegemoetgekomen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek is ingetrokken omdat verweerder volledig tegemoet is gekomen aan verzoeker. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen. De kosten, die betrekking hebben op beroepsmatig verleende rechtsbijstand, zijn vastgesteld op € 525,-. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, A.C. Karels, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.