ECLI:NL:RBNHO:2020:3439
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet tijdig betalen van griffierecht en verzuimen in de procedure
Op 8 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak HAA 20/1537, waarbij eiser, woonachtig te [woonplaats], beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Zaanstad. Eiser heeft op 23 maart 2020 digitaal beroep ingesteld, maar heeft verzuimd het verschuldigde griffierecht van € 178,- tijdig te betalen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de griffier eiser op 25 maart 2020 per aangetekende brief in de gelegenheid heeft gesteld het griffierecht binnen twee weken te betalen. Deze brief is op 27 maart 2020 bezorgd, maar eiser heeft niet gereageerd. De rechtbank concludeert dat eiser het griffierecht niet op tijd heeft betaald en geen verontschuldiging heeft gegeven voor dit verzuim. Daarnaast heeft eiser ook niet tijdig een afschrift van het bezwaarschrift en een kopie van de ingebrekestelling overgelegd, ondanks een eerdere aanmaning van de rechtbank.
Gezien het feit dat eiser geen redenen heeft aangevoerd voor zijn verzuimen, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.