In deze zaak heeft Greeuw Airconditioning B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot de nakoming van een relatiebeding en een boete voor ongeoorloofd privégebruik van een bedrijfsauto. De vordering is ingesteld na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [gedaagde] op 22 juli 2019. Greeuw stelt dat [gedaagde] het relatiebeding heeft overtreden door contact te onderhouden met een relatie, KBH Installatietechniek, en vordert nakoming van het relatiebeding voor een periode van twee jaar, alsook betaling van € 10.500,00 voor verbeurde boetes wegens privégebruik van de bedrijfsauto.
Tijdens de zitting heeft Greeuw haar vordering verminderd en bewijsstukken overgelegd ter onderbouwing van de relaties die onder het relatiebeding vallen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Greeuw voldoende bewijs heeft geleverd dat [gedaagde] het relatiebeding heeft overtreden, met uitzondering van enkele bedrijven die niet onder het beding vallen. De kantonrechter heeft de vordering tot nakoming van het relatiebeding toegewezen, met een dwangsom van € 5.000,00 per relatie en € 500,00 per dag voor overtredingen.
Wat betreft de vordering tot betaling van de boete voor privégebruik van de bedrijfsauto, heeft de kantonrechter deze afgewezen. [gedaagde] heeft voldoende aangetoond dat hij toestemming had van de directeur voor het beperkte privégebruik van de auto, en Greeuw heeft dit onvoldoende weerlegd. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door de kantonrechter op 6 mei 2020.