ECLI:NL:RBNHO:2020:3417

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
HAA 19/5601
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

Op 6 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Eiser had op 17 december 2019 beroep ingesteld tegen een beslissing op het bezwaarschrift van verweerder, dat op 30 oktober 2019 was genomen. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 11 december 2019, maar eiser diende zijn beroep pas op 17 december 2019 in. Eiser had aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij al beroep had ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat deze veronderstelling de termijnoverschrijding niet verschoonbaar maakte.

De rechtbank heeft eiser de gelegenheid gegeven om schriftelijk te reageren op de termijnoverschrijding, maar oordeelde dat eiser geen goede verontschuldiging had voor het te laat indienen van het beroepschrift. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser is om tijdig hulp te zoeken als hij niet in staat is zijn belangen adequaat te behartigen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5601

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen,verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 17 december 2019 tegen de beslissing op het bezwaarschrift van verweerder van 30 oktober 2019 beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is.
Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. De dagtekening van het bestreden besluit is 30 oktober 2019. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 11 december 2019.
4. Eiser heeft het beroep op 17 december 2019 digitaal ingesteld. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
5. Bij aangetekende brief van 7 februari 2020 heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld schriftelijk te laten weten waarom het beroep na afloop van de beroepstermijn is ingediend. Eiser stelt bij ongedateerde brief, ter griffie ingekomen op 11 februari 2020, dat hij op 22 oktober 2019 verzet heeft ingediend bij het arrondissementparket. Hierdoor was hij in de veronderstelling dat dit ook deze zaak betrof. Helaas heeft eiser niemand die alles voor hem uit kan zoeken..
6. Het is aan eiser om binnen de beroepstermijn hulp te zoeken wanneer hij niet in staat is zijn belangen op een adequate manier zelf te behartigen. Het is de rechtbank verder niet gebleken dat eiser een goede verontschuldiging heeft voor de te late indiening van het beroepschrift.
7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 6 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.