Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Procesverloop
Overwegingen
Er heeft een huisbezoek plaatsgevonden en er is (opgevraagde) informatie van de orthopedisch manueel therapeut, dermatoloog, reumatoloog, huisarts, van ACIBADEM International Medical Center en van de website pgmcg.nl bestudeerd en in de beoordeling betrokken.
In de rapportage van 16 december 2019 heeft de arts als volgt geconcludeerd. Verzoekster ervaart veel klachten en beperkingen die zij toeschrijft aan haar reumatologische aandoening. Zij gebruikt cannabis om haar klachten te verminderen en heeft in de afgelopen jaren geen andere medicatie of behandeling geprobeerd. Binnen de reumatologie en revalidatiegeneeskunde zijn nog behandelmogelijkheden die verzoekster zou kunnen proberen om zo een vermindering van klachten en beperkingen te bewerkstelligen. Er is volgens de arts momenteel geen sprake van een levensbedreigende situatie, en het is ook niet de verwachting dat dit op zal treden als gevolg van de reumatologische aandoening. Ook verwacht de arts geen blijvende invaliditeit als verzoekster geen cannabis kan gebruiken aangezien er nog andere behandelmogelijkheden zijn. Er is voorts onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing dat cannabis een positief effect op de aandoening zelf heeft. Dit wordt ook uiteengezet door de reumatoloog waar verzoekster in 2017 is geweest. Verzoekster heeft vooral baat bij de (tijdelijke) vermindering van de pijnklachten die zij ervaart. Het gebruik van de medicinale cannabis voorkomt dan ook niet het ontstaan van ernstig letsel.
Verweerder heeft dit niet kunnen baseren op het advies van [# 1] . Dit advies is volgens verzoekster onzorgvuldig tot stand gekomen. Het onderzoek voldoet niet aan de eisen die de Centrale Raad van Beroep (CRvB) daaraan stelt. Het is te summier, beantwoord niet de vragen die verweerder heeft gesteld en is onvoldoende onderbouwd. Er zijn veel gegevens uit de rapportage weggelaten en de verkregen informatie van de behandelaars wordt niet besproken of overgelegd. Er heeft voorts geen gedegen literatuuronderzoek plaatsgevonden. Bovendien is verzoekster niet medisch onderzocht of is daarvan in ieder geval geen verslag gemaakt. Verzoekster heeft een geanonimiseerde rapportage van [# 2] overgelegd inzake een soortgelijke kwestie die volgens haar wel aan de eisen voldoet.
Ter zitting heeft verzoekster gewezen op een niet in de procedure ingebrachte brief van 27 november 2019 waarbij zij heeft gereageerd op het onderzoek van [# 1] . Hieruit heeft zij geciteerd. Zij heeft in deze brief – samengevat – gewezen op onjuistheden en aangegeven dat door haar overgelegde informatie niet door de arts is meegenomen. Daarnaast heeft verzoekster ter zitting benadrukt dat de informatie van de reumatoloog uit 2017 waar de arts naar verwijst achterhaald is. Zij heeft gewezen op een, evenmin overgelegde, brief van haar huisarts van 23 oktober 2019 waarin, zo is ter zitting toegelicht, nogmaals is benadrukt dat het gebruik van medicinale cannabis voor haar de enige optie is. Daarnaast heeft zij verklaard dat zij 15 kg is afgevallen, dat zij nu slechte kwaliteit cannabis bij de coffeeshop moet kopen en dat er ook geen cannabis olie meer aan haar wordt verstrekt. Dit heeft ertoe geleid dat zij weer ontstekingen heeft door haar hele lijf. In februari van dit jaar heeft dat geleid tot een crisis situatie, waarbij een hulpverlener en haar huisarts betrokken zijn geweest. Zij wordt nu naar eigen zeggen in leven gehouden door een ‘vreemde’ stichting die haar cannabisolie verstrekt.
Dat deze stukken niet bij het advies zijn gevoegd en dat deze als ook de onderzoeksbevindingen van de arts van [# 1] niet in detail in de rapportage zijn besproken maakt nog niet dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. De arts heeft vermeld dat zij deze in de beoordeling heeft betrokken. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. Voorts gaat de voorzieningenrechter er, zoals ter zitting is besproken, vanuit dat de omstandigheid dat deze stukken niet zijn bijgevoegd en dat deze niet in detail zijn vermeld in de rapportage gelegen is in het medisch beroepsgeheim. Dit brengt met zich dat een arts de vragen van de opdrachtgever passend moet beantwoorden zonder daarbij in detail te treden in de gezondheidssituatie van de betrokkene.
De arts van [# 1] heeft dit naar behoren gedaan. Terecht heeft zij zich beperkt tot beantwoording van de door verweerder gestelde vragen. In het licht van artikel 16, van de PW en de invulling die de rechtspraak daaraan heeft gegeven betreffen dit, anders dan verzoekster heeft betoogd, de vragen die beantwoord moeten worden.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.