ECLI:NL:RBNHO:2020:328

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
17 januari 2020
Zaaknummer
6827019 \ CV EXPL 18-3017
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onredelijk bezwarend beding in algemene voorwaarden van luchtvaartmaatschappij

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld, ging het om een geschil tussen Airhelp Limited, een rechtspersoon naar het recht van Hong Kong, en Ryanair Limited, een rechtspersoon naar Iers recht. Airhelp had een vordering ingesteld tegen Ryanair, waarbij het cessieverbod in de algemene voorwaarden van Ryanair ter discussie stond. De kantonrechter had eerder in een tussenvonnis geoordeeld dat het cessieverbod onredelijk bezwarend was en dat dit beding vernietigd diende te worden. Ryanair had in een incidentele vordering tot aanhouding van de procedure aangevoerd dat er een hoger beroep aanhangig was bij het hof Den Bosch, waarin een vergelijkbare kwestie speelde. De kantonrechter oordeelde echter dat de procedure al geruime tijd liep en dat verdere aanhouding onredelijke vertraging zou veroorzaken. De incidentele vordering werd afgewezen.

In de hoofdzaak oordeelde de kantonrechter dat het cessieverbod in de algemene voorwaarden van Ryanair de passagier belemmerde in het instellen van een rechtsvordering. De kantonrechter concludeerde dat het beding onredelijk bezwarend was en vernietigde het, waardoor de vordering van de passagier rechtsgeldig aan Airhelp was gecedeerd. Airhelp had echter niet voldoende bewijs geleverd dat de vlucht was vertraagd of geannuleerd, waardoor de vordering van Airhelp werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan Ryanair, en Airhelp werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, inclusief nakosten. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 22 januari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6827019 \ CV EXPL 18-3017
Uitspraakdatum: 22 januari 2020
Vonnis in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van Hong Kong
Airhelp Limited
gevestigd te Hong Kong (China)
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de rechtspersoon naar Iers recht
Ryanair Limited
gevestigd te Dublin (Ierland)
gedaagde
hierna te noemen Ryanair
gemachtigde mr. A.C.J. Houwers

1.Het verdere procesverloop

1.1.
In het tussenvonnis van 17 april 2019 Ryanair in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het in het tussenvonnis gegeven voorlopig oordeel.
1.2.
Ryanair heeft deze akte genomen op de rol van 26 juni 2019. Daarbij heeft Ryanair tevens een incidentele vordering tot aanhouding ingesteld. Airhelp heeft gereageerd bij antwoordakte op de rol van 24 juli 2019.

2.De verdere beoordeling

in het incident
2.1.
Allereerst zal de kantonrechter ingaan op de incidentele vordering tot aanhouding van Ryanair. Ryanair legt aan die vordering ten grondslag dat er een hoger beroepsprocedure aanhangig is bij het hof Den Bosch tussen Claimingo B.V. (hierna: Claimingo) en Ryanair, waarbij - zoals ook in de onderhavige procedure - de vraag speelt of het cessieverbod dat is opgenomen in de algemene voorwaarden van Ryanair, standhoudt. Airhelp voert verweer tegen de incidentele vordering tot aanhouding en concludeert tot afwijzing. Zij voert - samengevat - aan dat de onderhavige procedure al zeer lang loopt en dat toewijzing van de vordering zal leiden tot een onredelijke verdere vertraging.
2.2.
De kantonrechter overweegt als volgt. Het verzoek tot het uitstellen of aanhouden van een procedure moet worden getoetst aan het door artikel 6 het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gewaarborgde belang van de andere partij om binnen een redelijke termijn zekerheid te verkrijgen over de rechtsverhouding tussen partijen. Bij de beoordeling dient te worden betrokken dat ingevolge artikel 20 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) onredelijke vertraging dient te worden voorkomen. Voorts dient te worden betrokken de belangen van partijen en de eisen van proceseconomie.
2.3.
De procedure in de hoofdzaak, die is ingeleid met een op 13 maart 2018 uitgebrachte dagvaarding, waarbij tegen 25 april 2018 is gedagvaard, loopt reeds geruime tijd. Vast staat dat de partijen in de procedure tussen Claimingo en Ryanair in de gelegenheid zijn gesteld verhinderdata op te geven in de periode januari 2020 tot en met juni 2020 voor een pleidooi. Dit betekent dat er in die procedure nog lange tijd geen arrest zal worden gewezen. Daarnaast is de kantonrechter er ambtshalve mee bekend dat ongeveer een twintigtal aan de onderhavige hoofdzaak identieke zaken tussen Airhelp en Ryanair zijn aangehouden, in afwachting van het vonnis in deze hoofdzaak. Toewijzing van het verzoek zal naar verwachting leiden tot forse - en naar het oordeel van de kantonrechter onredelijke en niet met de eisen van de goede procesorde te verenigen - verdere vertraging van de onderhavige procedure en daarmee ook van de andere daaraan identieke zaken. Voorts is de uitkomst in de procedure tussen Claimingo en Ryanair voor de onderhavige procedure niet bepalend, nu Airhelp in die procedure geen partij is. De incidentele vordering tot aanhouding zal daarom worden afgewezen.
2.4.
Ryanair zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
in de hoofdzaak
2.5.
De kantonrechter blijft verder bij wat in het tussenvonnis van 17 april 2019 is overwogen en beslist. Daartoe wordt als volgt overwogen.
2.6.
Ryanair heeft in haar akte allereerst het in het tussenvonnis van 17 april 2019 onder 5.7 gegeven oordeel bestreden dat Airhelp het recht om zich ten aanzien van het cessieverbod op de vernietigingsgrond van artikel 6:233 BW te beroepen, als een “nevenrecht” in de zin van artikel 6:142 BW heeft verkregen. De kantonrechter heeft op dit punt echter geen voorshands oordeel gegeven maar een eindbeslissing genomen. Niet is gebleken dat deze beslissing berust op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag. Behandeling van hetgeen Ryanair aanvoert, zou neerkomen op een verkapt hoger beroep en daar kan geen sprake van zijn. Hetgeen Ryanair heeft aangevoerd tegen het in overweging 5.7 van het tussenvonnis gegeven oordeel wordt daarom gepasseerd. Hetzelfde geldt voor hetgeen Airhelp in haar antwoordakte aanvoert tegen het in het tussenvonnis gegeven oordeel dat er geen sprake is van een lastgevingsovereenkomst tussen de passagier en Airhelp. Daarom zal de kantonrechter daar evenmin op ingaan.
2.7.
Ten aanzien van het voorlopig oordeel van de kantonrechter dat het cessieverbod in de algemene voorwaarden van Ryanair als onredelijk bezwarend moet worden aangemerkt, heeft Ryanair het volgende aangevoerd. Ryanair beperkt of ontzegt haar passagiers op geen enkele wijze het recht een vordering tot compensatie bij Ryanair in te dienen. De passagier hoeft geen afstand te doen van enig recht en kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een (juridisch geschoolde) gemachtigde. Ryanair maakt extra administratieve kosten indien passagiers hun vordering aan derde partijen zoals claimbureaus cederen, omdat Ryanair dan moet bijhouden aan wie zij bevrijdend kan betalen. Voorts maakt Ryanair extra kosten wanneer een claimbureau in eigen naam een gerechtelijke procedure start, omdat het griffierecht voor een claimbureau hoger is dan de griffierechten die een passagier moet betalen. Ryanair wijst erop dat zij een systeem heeft ontwikkeld waardoor vorderingen op dezelfde wijze bij haar binnenkomen en voortvarend afgehandeld kunnen worden.
2.8.
De kantonrechter overweegt dat de passagier ondanks het cessieverbod in de algemene voorwaarden weliswaar een vordering tot compensatie bij Ryanair kan indienen (al dan niet via een daarvoor door Ryanair geïntroduceerd proces), maar dat het erom gaat of de passagier wordt belemmerd of beperkt bij het instellen van een rechtsvordering, oftewel bij het betrekken van Ryanair
in rechte. Het standpunt van Ryanair dat de passagier dáárbij op geen enkele wijze wordt belet of belemmerd door het cessieverbod, volgt de kantonrechter niet. Het cessieverbod heeft immers tot gevolg dat de passagier in persoon moet procederen (al dan niet bijgestaan door een gemachtigde) en dat de passagier dus niet het alternatief heeft om de vordering op een gemakkelijke manier te gelde te maken door de vordering aan een derde te verkopen (bijvoorbeeld aan Airhelp). Ryanair heeft al met al niet ontkracht dat het cessieverbod, opgenomen in artikel 15.4.2 van de betreffende algemene voorwaarden van Ryanair, valt aan te merken als een beding als bedoeld in de bij de Richtlijn gevoegde bijlage (“de blauwe lijst”) onder punt 1 sub q.
2.9.
Daarentegen kan aan de belangen van Ryanair bij het cessieverbod, zoals door Ryanair naar voren gebracht, naar het oordeel van de kantonrechter geen of onvoldoende gewicht worden toegekend. Ryanair heeft aangevoerd dat het cessieverbod ertoe leidt dat er enkel nog bevrijdend aan de passagier kan worden betaald. Daarmee wordt volgens Ryanair voorkomen dat zij zich bij iedere afzonderlijke claim moet verdiepen in de vraag aan wie zij dient te betalen. De kantonrechter volgt dit niet. Door het cessieverbod hoeft Ryanair geen rekening meer te houden met een eventuele cessionaris, maar er blijven nog steeds meerdere partijen over aan wie er bevrijdend kan worden betaald, te weten een gemachtigde, een lasthebber of een passagier. Daarom valt het belang van Ryanair bij het cessieverbod in dit opzicht te verwaarlozen. Ryanair heeft voorts aangevoerd dat zij op extra kosten wordt gejaagd indien een claimbureau in eigen naam een gerechtelijke procedure start, omdat het griffierecht voor een claimbureau hoger is dan de griffierechten die een passagier moet betalen en Ryanair gehouden is deze griffierechten te voldoen, indien de vordering wordt toegewezen. De kantonrechter overweegt dat ditzelfde probleem zich ook kan voordoen bij een lastgevingsovereenkomst, met een claimbureau als lasthebber. Hierin kan het belang van Ryanair bij een cessieverbod dus evenmin zijn gelegen.
2.10.
Van belang is voorts dat het vorderingsrecht van de passagier volgens de hoofdregel van het toepasselijke nationale recht zoals neergelegd in artikel 3:83, lid 1 BW overdraagbaar is. Weliswaar kunnen partijen op grond van artikel 3:83 lid 2 BW de overdraagbaarheid van vorderingsrechten door een beding uitsluiten, maar daarbij heeft te gelden dat Ryanair in het onderhavige geval, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over het belang van de passagier, er redelijkerwijs vanuit diende te gaan dat als zij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst met de passagier op eerlijke en billijke wijze afzonderlijk over dit beding had onderhandeld, de passagier dit beding niet zou hebben aanvaard.
2.11.
Gelet op het vorenstaande, in combinatie met de wezenlijke betekenis die uitgaat van het feit dat artikel 15.4.2. van de algemene voorwaarden valt aan te merken als een beding als bedoeld onder punt 1 sub q van de “blauwe lijst” (vgl. het arrest van het Hof van 26 april 2012, C-472/10), komt de kantonrechter tot het oordeel dat genoemd artikel onredelijk bezwarend is. De kantonrechter vernietigt dan ook voormelde bepaling waarin het cessieverbod is neergelegd, zodat deze buiten toepassing moet blijven. Dit betekent dat de vordering van de passagier rechtsgeldig aan Airhelp is gecedeerd, zodat het niet-ontvankelijkheidsverweer van Ryanair strandt en de kantonrechter zal overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van de vordering van Airhelp. Gelet hierop behoeft het subsidiaire en voorwaardelijke verzoek van Airhelp tot rectificatie van de dagvaarding geen behandeling.
2.12.
De kantonrechter stelt voorop dat de stelplicht en bewijslast ten aanzien van vertraging van de vlucht op Airhelp rust. Zij beroept zich immers op het rechtsgevolg van die stelling, te weten compensatie op grond van de Verordening. Ryanair is in beginsel gehouden deze compensatie te voldoen indien de passagier met een vertraging van drie uur of meer op de eindbestemming is aangekomen, dan wel indien de vlucht is geannuleerd. Airhelp heeft niet gesteld dat sprake was van één van de hiervoor bedoelde situaties. De enkele stelling “(een van) deze vlucht(en) was verstoord” is hiertoe onvoldoende. Zij heeft daarmee onvoldoende feiten en omstandigheden aan haar vordering ten grondslag gelegd.
2.13.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Airhelp zal afwijzen.
2.14.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Ryanair worden gemaakt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
3.1.
wijst af de incidentele vordering tot aanhouding;
3.2.
veroordeelt Ryanair tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Airhelp tot en met vandaag worden begroot op € 72,00 aan salaris gemachtigde van Airhelp;
in de hoofdzaak
3.3.
wijst de vordering af;
3.4.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Ryanair tot en met vandaag worden begroot op een bedrag van € 180,00 aan salaris van de gemachtigde van Ryanair, te voldoen binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
3.5.
veroordeelt Airhelp tot betaling van € 36,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door Ryanair worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
3.6.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter