ECLI:NL:RBNHO:2020:3274

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
C/15/300361 / KG ZA 20-143
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van de woning na niet-nakomen van vaststellingsovereenkomst

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, de man, gedaagde, in kort geding gedagvaard om hem te veroordelen tot medewerking aan de verkoop van de gemeenschappelijke woning. De partijen hebben een affectieve relatie gehad en woonden samen in de woning, maar na de breuk heeft de vrouw de woning verlaten en de man is daar blijven wonen. De vrouw heeft een achterstand in hypotheekbetalingen en vordert dat de man meewerkt aan de verkoop van de woning, omdat de bank dreigt met een executieveiling. De man heeft weliswaar een makelaar ingeschakeld, maar heeft verder geen medewerking verleend aan het verkooptraject. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, omdat de betalingsachterstand oploopt en de man zijn verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst niet nakomt. De vorderingen van de vrouw worden toegewezen, en de man wordt veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. Indien de man niet voldoet aan deze veroordelingen, moet hij de woning binnen twee maanden ontruimen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/300361 / KG ZA 20-143
Vonnis in kort geding van 29 april 2020
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. T.C.P. Christoph te Utrecht,
tegen
[de man],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte tot wijzing van eis
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Gedurende de relatie woonden partijen in de aan hen beiden in eigendom toebehorende woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). De vrouw heeft de woning op 8 mei 2019 definitief verlaten. Zij heeft inmiddels vervangende woonruimte voor haar en de minderjarige kinderen van partijen gevonden. De man woont nog in de woning.
2.2.
Nadat de SNS Bank de vrouw had aangeschreven tot betaling van een achterstand in de hypotheeklasten, heeft de vrouw in kort geding gevorderd de man te veroordelen mee te werken aan verkoop van de woning. Ter zitting van 13 november 2020 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan de man gehouden is volledig mee te werken aan de verkoop en levering van de woning. Tevens is daarbij overeengekomen dat de man de achterstand in hypotheekbetaling van € 2.030,00 vóór 1 december 2019 in zal lopen, alsmede de overige toekomstige woonlasten volledig voor zijn rekening zal nemen.
2.3.
Ter uitvoering van de vaststellingsovereenkomst hebben partijen in december 2019 Hoekstra en Van Eck (hierna: de makelaar) opdracht verstrekt de woning in verkoop te brengen. De man heeft daarna verder geen medewerking aan het verkooptraject meer verleend.
2.4.
Op 3 april 2020 heeft de SNS Bank de vrouw het volgende geschreven:
"[…]
Op 04/02/2020 stuurden wij u een sommatie voor de betalingsachterstand. Momenteel is de betalingsachterstand op uw hypotheekrekening € 4.070,51 (4 maanden). De met [de man] gemaakte betaalafspraak wordt niet door hem nagekomen. Ook werkt hij niet mee aan de onderhandse verkoop van de woning. Ondanks een op 17/12/2019 verstrekte opdracht tot dienstverlening aan de makelaar staat de woning nog altijd niet in de verkoop en neemt de betalingsachterstand maandelijks toe. Wij komen niet met [de man] in contact.
Wij sommeren u nu de betalingsachterstand van € 4.070,51 vóór 10/04/2020 te voldoen. Bij gebreke hiervan eisen wij de hypotheeklening op en zullen wij overgaan tot veiling van de woning. De opbrengst hiervan zal naar verwachting lager zijn dan bij een onderhandse verkoop.
[…]"

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert – samengevat, na wijziging van eis – de man onder verbeurte van een dwangsom te veroordelen om mee te werken aan het onderhandse verkooptraject van de woning en bij een koopsom van tenminste € 330.000,00, mee te werken aan de totstandkoming van een koopovereenkomst en de notariële levering. Indien de man niet meewerkt aan het verkooptraject, vordert de vrouw de man te veroordelen de woning binnen drie weken na betekening van het vonnis te ontruimen, alsmede te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de benodigde toestemming van de man voor de totstandkoming van koopovereenkomst en leveringsovereenkomst voor de woning. Verder vordert de vrouw te bepalen dat de man uiterlijk vier dagen voor de eigendomsoverdracht de woning dient te ontruimen. De vrouw vordert voorts te bepalen dat de netto verkoopopbrengst tussen partijen bij helfte wordt verdeeld en tenslotte de man te veroordelen om de afspraken zoals vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst van 13 november 2019 omtrent het inlopen van de hypotheekachterstand en de betaling van de gebruikerslasten, na te komen, eveneens onder verbeurte van een dwangsom.
3.2.
De vrouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de man na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst van 13 november 2019 weliswaar (uiteindelijk) de makelaar opdracht tot verkoop van de woning heeft verstrekt, maar dat hij voor het overige zijn medewerking aan het verkooptraject onthoudt. Ook is de man zijn toezegging om de hypotheekachterstand in te lopen niet nagekomen, ondanks daartoe te zijn aangemaand door de vrouw en de SNS Bank. De bank heeft inmiddels aangekondigd de woning via een executieveiling te zullen gaan verkopen. De vrouw heeft er een spoedeisend belang bij dit te voorkomen.
3.3.
De man betwist niet dat de woning zal moeten worden verkocht. Na de relatiebreuk heeft de man voorrang gegeven aan afspraken omtrent de nieuwe situatie waar de kinderen van partijen in terecht waren gekomen. Omdat de man nog niet over vervangende woonruimte beschikt waar hij zijn kinderen kan ontvangen, heeft hij, behoudens de opdracht aan de makelaar, nog niet aan het verdere verkooptraject meegewerkt. De man is momenteel op zoek naar andere woning, maar gezien de krapte op de woningmarkt kan dat nog een tijd duren. In afwachting van het vinden van een woning verwacht de man dat hij een regeling kan treffen met de bank. Hij heeft weliswaar per 1 februari 2020 zijn baan verloren, maar met financiële ondersteuning van zijn ouders is het volgens de man mogelijk de huidige hypotheekachterstand in termijnen te voldoen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen van de vrouw zijn erop gericht de woning onderhands te verkopen, ter vermijding van een restschuld die na een veiling door de bank met zekerheid valt te verwachten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de vrouw derhalve voldoende spoedeisend belang bij haar vorderingen.
4.2.
Hoewel de man blijkens de vaststellingsovereenkomst van 13 november 2019 verplicht was de achterstand van destijds € 2.030,00 in te lopen, is de achterstand in plaats daarvan verder opgelopen tot € 4.070,51. Mede gelet op de oplopende betalingsachterstand, waar de vrouw hoofdelijk aansprakelijk voor is, kan van de vrouw niet worden gevergd verkoop van de woning nog langer uit te stellen. Bovendien heeft de man zich al op 13 november 2019 verbonden hieraan zijn medewerking te verlenen. De vorderingen van de vrouw die zien op een veroordeling van de man om aan het verkooptraject mee te werken, zullen daarom worden toegewezen. Daarbij zal worden bepaald dat het advies van de makelaar omtrent de vraag- en verkoopprijs leidend zal zijn.
4.3.
Indien de man, na betekening van dit vonnis gedurende drie weken nalatig blijft om aan bovengenoemde veroordeling te voldoen, zal de man worden veroordeeld de woning binnen twee maanden te ontruimen. Van een dreigende ontruiming gaat een dusdanige prikkel tot het verlenen van medewerking uit, dat de eveneens gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge art. 556 lid 1 en art. 557 Rv overbodig is.
4.4.
De voorzieningenrechter zal verder, zoals gevorderd en niet weersproken, bepalen dat de man de woning uiterlijk vier dagen voor de eigendomsoverdracht zal moeten ontruimen.
4.5.
De man heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde verdeling van de verkoopopbrengst, noch tegen de vordering tot nakoming van punt 1.7. en 1.8. van de vaststellingsovereenkomst met betrekking tot de betaling van de achterstand en lopende woonlasten. Deze vorderingen zullen daarom eveneens worden toegewezen. De gevorderde dwangsom in geval van het niet voldoen aan voornoemde betalingsverplichtingen zal worden afgewezen, nu ingevolge artikel 611a lid 1 Rv een dwangsom niet kan worden opgelegd bij een veroordeling tot betaling van een geldsom.
4.6.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de man om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis:
medewerking te verlenen aan makelaar Hoekstra en van Eck tot verkoop van de woning door de makelaar toegang te verlenen tot de woning ter voorbereiding van de verkoopwerkzaamheden tot het maken van foto's in en om de woning,
de woning ten behoeve van een dergelijke fotosessie in ordentelijke staat te brengen,
een kopie van de voordeur- en achterdeursleutels af te geven aan de makelaar om deze zelfstandig toegang te geven ter bezichtiging van de woning,
telkenmale op elk eerste verzoek van de makelaar de woning in een ordentelijke staat te brengen en te houden teneinde een bezichtiging door potentiële kopers mogelijk te maken,
telkenmale op elk eerste verzoek van de makelaar deze toegang te verlenen tot de woning en elke ruimte daarin,
telkenmale op elk eerste verzoek van de makelaar op een tenminste 24 uur vooraf op te geven tijdstip de woning te verlaten en daarin niet terug te keren gedurende ten minste 60 minuten,
5.2.
bepaalt dat de man het door de makelaar te geven advies omtrent de vraag- en verkoopprijs zal opvolgen en zijn medewerking zal verlenen aan de totstandkoming van een koopovereenkomst indien de verkoopprijs ten minste € 330.000,00 zal bedragen,
5.3.
bepaalt dat de man zijn medewerking zal verlenen aan de totstandkoming van een leveringsovereenkomst voor de woning,
5.4.
bepaalt dat indien de man na betekening van dit vonnis gedurende drie weken niet voldoet aan de veroordelingen onder 5.1. A t/m F, de man de woning met al diegenen die, en al datgene dat zich daarin of daarop vanwege de man bevindt, binnen twee maanden volledig en behoorlijk dient te ontruimen en met afgifte van alle sleutels in behoorlijke staat ter vrije beschikking van de vrouw te stellen en vervolgens ontruimd te houden,
5.5.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming van de man indien hij weigert mee te werken aan het bepaalde onder 5.2. en 5.3,
5.6.
bepaalt dat de man de woning uiterlijk vier dagen voor de eigendomsoverdracht met al het zijne dient te ontruimen en te verlaten en ontruimd te houden,
5.7.
bepaalt dat de opbrengst van de woning (verkoopprijs minus hypothecaire geldleningen minus persoonlijke leningen bij aankoop van de woning en minus de makelaarskosten) tussen partijen bij helfte wordt gedeeld,
5.8.
veroordeelt de man tot nakoming van hetgeen onder 1.7. en 1.8. bij de vaststellingsovereenkomst van 13 november 2019 is overeengekomen,
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 29 april 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 830