ECLI:NL:RBNHO:2020:3273
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen besluit UWV
Op 22 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De zaak betreft een geschil over de toerekening van een WGA-uitkering aan eiseres voor haar (ex-)werkneemster, mevrouw [naam]. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV waarin werd medegedeeld dat de WGA-uitkering vanaf 24 augustus 2018 niet meer aan haar werd toegerekend. Dit bezwaar werd door het UWV ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde. Echter, op 4 maart 2020 kwam het UWV met een gewijzigde beslissing op bezwaar, waarbij het bezwaar alsnog gegrond werd verklaard. Eiseres trok haar beroep in en verzocht de rechtbank om het UWV te veroordelen in de kosten van de procedure op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelde vast dat het beroep was ingetrokken omdat het UWV volledig tegemoet was gekomen aan eiseres en dat het verzoek om kostenvergoeding gelijktijdig met de intrekking was gedaan. De rechtbank heeft het verzoek om kostenvergoeding toegewezen en het UWV veroordeeld tot een bedrag van € 525,- voor de proceskosten, alsook tot vergoeding van het griffierecht van € 345,-. Deze uitspraak is gedaan door rechter mr. P.H. Lauryssen, in aanwezigheid van griffier mr. M.H. Boomsma. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.