ECLI:NL:RBNHO:2020:3272
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen herziening Ziektewet-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had zijn Ziektewet-uitkering herzien over de periode van 28 augustus 2017 tot en met 27 mei 2018, waarbij een te veel verstrekt bedrag van € 8.257,83 werd teruggevorderd. Daarnaast werd er een boete van € 4.128,92 opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting. Eiser heeft bezwaar aangetekend tegen deze besluiten, maar het bezwaar werd aanvankelijk ongegrond verklaard. Na een gewijzigde beslissing op bezwaar werd het terug te betalen bedrag verlaagd naar € 1.249,20 en de boete naar € 624,60. Eiser trok zijn beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder volledig tegemoet is gekomen aan eiser en heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten toegewezen. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 525,- en heeft bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 47,- door verweerder vergoed dient te worden. De uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Boomsma, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.