ECLI:NL:RBNHO:2020:3229

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
7998806
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij op basis van Europese regelgeving

In deze zaak heeft een passagier een vordering ingesteld tegen British Airways wegens vertraging van haar vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met British Airways voor een reis van Amsterdam naar Johannesburg via Londen op 14 september 2017. Door vertraging van de eerste vlucht, BA433, miste de passagier haar aansluitende vlucht BA55 en werd omgeboekt naar vlucht BA57. Uiteindelijk arriveerde de passagier met meer dan drie uur vertraging op haar eindbestemming. De passagier vorderde compensatie op basis van Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. British Airways betwistte de vordering en stelde dat de passagier recht had op een lagere compensatie omdat zij met een vervangende vlucht was vervoerd en met minder dan vier uur vertraging op haar eindbestemming aankwam.

De kantonrechter oordeelde dat British Airways op grond van de Verordening verplicht was om compensatie te betalen, maar dat het bedrag met 50% verlaagd kon worden omdat de passagier met een vervangende vlucht was vervoerd en de vertraging minder dan vier uur bedroeg. De rechter kende de passagier een compensatie van € 300,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente, en een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7998806 \ CV EXPL 19-12738 (WT)
Uitspraakdatum: 6 mei 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] , België
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde: mr. L.K. Sotthewes (Yource B.V. te Amsterdam)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht British Airways PLC
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 23 augustus 2019 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft nog producties in het geding gebracht.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagier op 14 september 2017 met vlucht BA433 diende te vervoeren van Amsterdam naar Londen en vervolgens met vlucht BA55 van Londen naar Johannesburg met als aankomsttijd 15 september 2017 om 07:05 uur lokale tijd, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht BA433 heeft vertraging opgelopen waardoor de passagier haar aansluitende vlucht BA55 heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar de aansluitende vlucht BA57.
2.3.
Nadat ook vlucht BA57 vertraging heeft opgelopen is de passagier uiteindelijk op 15 september 2019 om 10:17 uur lokale tijd op haar eindbestemming aangekomen.
2.4.
De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.5.
De passagier heeft compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.6.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering (gedeeltelijk). Zij stelt dat de passagier met een vervangende vlucht is vervoerd en met een vertraging van minder dan 4 uur op haar eindbestemming is aangekomen. Zij heeft dan ook recht op ten hoogste € 300,00 compensatie op basis van de Verordening. In zoverre de gevorderde hoofdsom dit bedrag ontstijgt dient de vordering te worden afgewezen.
4.2.
Ten aanzien van het feitencomplex refereert British Airways zich aan het oordeel van de kantonrechter.
4.3.
British Airways betwist dat buitengerechtelijke kosten verschuldigd zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
British Airways heeft de door de passagier gestelde feiten niet betwist, zodat vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming Johannesburg. British Airways is dan ook op grond van de Verordening gehouden de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen.
5.3.
In discussie tussen partijen resteert de hoogte van de gevorderde compensatie. De passagier stelt dat nu de vertraging van de vlucht meer dan drie uur bedroeg en de vlucht meer dan 3.500 kilometer zij recht heeft op een vergoeding van € 600,00. British Airways betwist dit en voert daarbij aan dat nu de passagier met een vervangende vlucht is vervoerd en met een vertraging van minder dan 4 uur op de eindbestemming is aangekomen de passagier recht heeft op een vergoeding van € 300,00, oftewel 50% van de compensatie als bedoeld in artikel 7 lid 2 onder c van de Verordening.
5.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Ingevolge artikel 7 lid 1 onder c van de Verordening heeft de passagier op grond van de gestelde vertraging en afstand recht op een vergoeding van € 600,00. Indien de passagier een andere vlucht naar de eindbestemming wordt aangeboden overeenkomstig artikel 8 van de Verordening, en de aankomsttijd van die vlucht (gelet op de afstand) niet meer dan vier uur afwijkt van de geplande aankomsttijd van de oorspronkelijk geboekte vlucht, kan de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert ingevolge artikel 7 lid 2 onder c van de Verordening de compensatiebedragen vermeld in artikel 7 lid 1 met 50% verlagen.
5.5.
Nu onbetwist vast staat dat de vertraging op de eindbestemming niet meer dan 4 uur bedraagt is British Airways gerechtigd het compensatiebedrag van € 600,00 met 50% te verlagen. Dit betekent dat aan de passagier een compensatie van € 300,00 aan hoofdsom zal worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente nu hiertegen geen zelfstandig verweer is gevoerd.
5.6.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. De kantonrechter zal deze kosten toewijzen tot een bedrag van € 54,45 (inclusief btw) gerelateerd aan de toe te wijzen hoofdsom.
5.7.
In het feit dat partijen over en weer in het (on)gelijk worden gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagier van € 354,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 300,00 vanaf 14 september 2017, tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter