ECLI:NL:RBNHO:2020:3219

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
8168195
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en proceskosten in luchtvaartzaak

In deze zaak heeft de passagier een verzoek ingediend tegen British Airways wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met British Airways voor een vlucht van Amsterdam naar Hong Kong via Londen op 6 juli 2019. Door een vertraging van vlucht BA441 miste de passagier vlucht VS206, wat resulteerde in een aankomstvertraging van meer dan drie uur. De passagier verzocht British Airways om compensatie van €600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar British Airways weigerde deze betaling en betwistte alleen de proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat British Airways de hoofdsom van €600,00 niet betwist. De rechter oordeelde dat de passagier niet nodeloos een procedure had gestart, aangezien British Airways de compensatie niet had betaald. De kantonrechter wees ook de wettelijke rente over de hoofdsom toe, omdat British Airways in verzuim was. Wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten, oordeelde de rechter dat deze kosten toewijsbaar waren, omdat de passagier voldoende aannemelijk had gemaakt dat er buitengerechtelijke werkzaamheden waren verricht.

De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, omdat British Airways ongelijk kreeg. De rechter bepaalde dat British Airways de passagier moest vergoeden voor de proceskosten, inclusief griffierecht en salaris van de gemachtigde, met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van de beschikking. De beschikking werd gegeven door kantonrechter L.M. de Vries en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rep.nr.: 8168195 \ CV FORM 19-17808
Uitspraakdatum: 6 mei 2020
Beschikking in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: M. Akalin (Flight Claim)
tegen
British Airways
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
verwerende partij
verder te noemen: British Airways
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 8 november 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 29 januari 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagier diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol via Londen naar Hong Kong International Airport op 6 juli 2019 met vluchtnummers BA441 en VS206, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht BA441 was zodanig vertraagd dat de passagier vlucht VS206 niet heeft gehaald. De passagier heeft een aankomstvertraging van meer dan 3 uur gehad.
2.3.
De passagier heeft compensatie van British Airways verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt British Airways te veroordelen tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
De passagier baseert het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van
€ 600,00. Daarnaast wordt aanspraak gemaakt op betaling door British Airways van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
British Airways heeft op het standaardformulier C van bijlage III van de Verordening (EG) nr. 861/2007 aangegeven de hoofdsom te aanvaarden maar de proceskosten en de buitengerechtelijke incassokosten te betwisten.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De hoofdsom zal worden toegewezen zoals hierna te melden, omdat British Airways deze niet betwist. Ten aanzien van de proceskosten, die British Airways wel betwist, stelt British Airways dat de passagier de procedure nodeloos is begonnen. De gemachtigde van de passagier heeft na het verzoek van British Airways daartoe verzuimd een adequate volmacht over te leggen waardoor British Airways niet kon vaststellen dat de gemachtigde van de passagier daadwerkelijk gemachtigd was door de passagier. Voor wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten stelt British Airways dat er door (de gemachtigde van) de passagier geen werkzaamheden zijn verricht die recht geven op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten.
4.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt. British Airways heeft nagelaten om haar stelling dat zij de passagier verzocht heeft om een volmacht over te leggen (en dat de gemachtigde van de passagier dit heeft verzuimd) nader te onderbouwen. Het lag op de weg van British Airways om de brief waarin dit zou zijn verzocht in het geding te brengen, opdat de passagier daarop had kunnen reageren. De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij. Vast staat dat British Airways de compensatie tot op heden niet aan de passagier heeft betaald, zodat de passagier de procedure niet nodeloos is gestart.
4.4.
De wettelijke rente over de hoofdsom is eveneens toewijsbaar, omdat British Airways de compensatie niet heeft betaald.
4.5.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De kantonrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten dient te worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, nu de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit geacht worden redelijk te zijn. Omdat het verzochte bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.6.
Nu de passagier niet heeft gesteld op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn betaald, zal de kantonrechter de rente toewijzen vanaf de dag dat het vorderingsformulier A op de griffie is ontvangen, te weten op 8 november 2019.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat zij ongelijk krijgt. De verzochte rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van 6 juli 2019 omdat British Airways ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan. De verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.8.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagier van € 600,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 september 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagier van € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 8 november 2019;
5.3.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op € 231,00 aan griffierecht en € 120,00 aan salaris gemachtigde vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.M. de Vries, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open