ECLI:NL:RBNHO:2020:3215

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
7838813 \ CV FORM 19-8305
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door British Airways op basis van Europese Verordening

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Kuala Lumpur op 11 november 2018. De passagiers hebben een vervoersovereenkomst met British Airways gesloten, maar door een vertraging van meer dan drie uur zijn zij met een aanzienlijke vertraging op hun eindbestemming aangekomen. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten.

British Airways heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals drukte op de luchthaven en vertragingen bij andere vluchten. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat British Airways onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat er sprake was van deze buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelt dat British Airways niet heeft aangetoond op welke specifieke passages van de overgelegde stukken zij zich beroept, en dat het niet de taak van de rechter is om zelf naar bewijs te zoeken.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en British Airways veroordeeld tot betaling van € 1.594,96, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De rechter heeft ook een certificaat betreffende de beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen aan de beschikking gehecht. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7838813 \ CV FORM 19-8305
Uitspraakdatum: 15 april 2020
Beschikking in de zaak van:
[passagier 1],
[passagier 2],
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: DAS
tegen
British Airways,
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
verwerende partij
verder te noemen: British Airways
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 12 juni 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 10 oktober 2019.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via London Heathrow naar Kuala Lumpur (Maleisië) op 11 november 2018.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar London is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist en met een vertraging van meer dan 6 uur op de eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken British Airways te veroordelen tot betaling van:
- € 1.386,92, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 208,04 aan buitengerechtelijke incassokosten,
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren de vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 1.200,00. Voorts vorderen de passagiers additionele kosten ter hoogte van € 186,92, aangezien zij als gevolg van de vertraging geen gebruik konden maken van de geboekte hotelovernachting en de vlucht naar Medan (Indonesië). Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door British Airways van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
British Airways betwist de verschuldigdheid en de hoogte van de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel geldt dan ook een compensatieplicht voor British Airways. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.4.
British Airways voert aan dat vanwege de drukte door onder meer Remembrance Sunday en de bijbehorende 6 minuten waarin geen vluchten op London Heathrow worden uitgevoerd sprake was van zogenaamde TSAT delays. De vlucht voorafgaand aan BA447 moest hierdoor 30 minuten bij de gate wachten nadat de deuren al waren gesloten, daarna duurde het nog eens 33 minuten voordat het toestel mocht opstijgen. Het toestel kon de vertraging uiteindelijk iets inlopen en arriveerde met een vertraging van 51 minuten in Amsterdam. Door deze vertraging vertrok vervolgens ook vlucht BA447 met zodanige vertraging vanaf Amsterdam dat de passagiers in Londen Heathrow de aansluitende vlucht naar Kuala Lumpur niet meer konden halen. Door nog meer air holding delays bij het naderen van London Heathrow kwam vlucht BA447 met een vertraging van 56 minuten aan in London. De overstaptijd van 29 minuten was onvoldoende om de vlucht nog te halen. Gelet op het arrest Nelson en het arrest McDonagh van het Hof moeten dergelijke omstandigheden worden geacht buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening te vormen, aldus British Airways. De passagiers zijn vervolgens omgeboekt naar een andere vlucht naar de eindbestemming. British Airways voert aan dat zij dan ook alle redelijke maatregelen heeft getroffen die redelijkerwijs van haar konden worden gevergd. Ter onderbouwing van haar verweer heeft British Airways verwezen naar haar productie A1, een rapport van British Airways over de omstandigheden die tot de vertraging van vlucht BA 447 hebben geleid.
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat productie A1 van British Airways bestaat uit een intern rapport, tweemaal een Daily Log van London Heathrow, een TC Service Provision Daily Report en het OPNL Legs Report van zowel vlucht BA446 als BA447. De productie telt in totaal 15 pagina’s. British Airways heeft simpelweg verwezen naar de gehele productie A1, zonder nader toe te lichten op welke passages zij een beroep doet dan wel nader toe te lichten wat uit elk apart stuk volgt. Dat had echter wel op haar weg gelegen. In het interne rapport is weliswaar beschreven wat volgens British Airways de oorzaak van de vertraging is, zoals ook weergegeven in rechtsoverweging 4.4, maar een concrete onderbouwing met verwijzing naar de overige overgelegde stukken ontbreekt. Het is uitdrukkelijk niet de taak van de kantonrechter om zelfstandig in de stukken te zoeken naar de onderbouwing van het verweer van British Airways ten aanzien van de gestelde buitengewone omstandigheden. British Airways heeft dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden. De vordering tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen.
4.6.
British Airways heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde additionele kosten ter hoogte van € 186,92. Deze vordering ligt dan ook voor toewijzing gereed.
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Omdat de vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagiers kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways omdat deze ongelijk krijgt.
4.10.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 1.594,96, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.386,92 vanaf 27 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 231,00 aan griffierecht en € 180,00 aan salaris gemachtigde;
Deze beschikking is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open