ECLI:NL:RBNHO:2020:3214

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
7715790 \ CV EXPL 19-5345
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door no-shows en onvoldoende buffer tijd

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een rechtspersoon naar het recht van Hong Kong, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met KLC voor een vlucht van Dublin naar Gotenburg via Amsterdam op 11 augustus 2017. Door een vertraging van vlucht KL934, veroorzaakt door 'no-shows' van drie passagiers, miste de passagier zijn aansluitende vlucht en arriveerde met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming. Airhelp vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, maar KLC weigerde te betalen, stellende dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter oordeelde dat KLC onvoldoende maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De rechter stelde vast dat de buffer tijd van 10 minuten tussen de aankomst van de eerste vlucht en de aansluitende vlucht te krap was, wat KLC niet in staat stelde om adequaat te reageren op eventuele vertragingen. De rechter concludeerde dat de vertraging niet volledig kon worden toegeschreven aan de 'no-shows', aangezien KLC ook verantwoordelijk was voor het tijdig inplannen van voldoende overstaptijd. De kantonrechter wees de vordering van Airhelp toe en veroordeelde KLC tot betaling van de gevorderde compensatie, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de vlucht had moeten aankomen.

Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat Airhelp niet voldoende had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. De proceskosten werden aan KLC opgelegd, omdat deze ongelijk kreeg in de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7715790 \ CV EXPL 19-5345
Uitspraakdatum: 22 april 2020
Vonnis in de zaak van:
De rechtspersoon naar het recht van Hong Kong
Airhelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen KLC
gemachtigde mr. G.W. Oreel

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 21 maart 2019 een vordering tegen KLC ingesteld. KLC heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna KLC een schriftelijke reactie heeft gegeven. Airhelp heeft hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna de passagier) heeft met KLC een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan KLC de passagier diende te vervoeren van Dublin via Amsterdam naar Gotenburg (Zweden) op 11 augustus 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht KL934 van Dublin naar Amsterdam is vertraagd uitgevoerd, waarna de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar een nieuwe vlucht en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
Airhelp heeft compensatie van KLC gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
KLC heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat KLC bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat KLC vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
KLC betwist de vordering. Op het verweer zal bij de beoordeling worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op zijn eindbestemming, zodat KLC op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien KLC kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Volgens overweging 14 van de considerans van de Verordening kunnen dergelijke omstandigheden zich met name voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.3.
KLC voert aan dat vlucht KL934 vertraagd is uitgevoerd als gevolg van een “no show” van drie passagiers. KLC was hierdoor genoodzaakt de bagage van de passagiers van boord te halen, omdat het op grond van de toepasselijke veiligheidsregelgeving niet is toegestaan om bagage te vervoeren van passagiers die niet zijn komen opdagen. Voordat KLC de bagage van voornoemde passagiers van boord had gehaald, meldden de passagiers zich alsnog, aldus KLC. KLC heeft de passagiers toegelaten op de vlucht om verdere vertraging te voorkomen. Door dit besluit heeft KLC de vertraging weten te beperken tot 25 minuten. Voorts is de vlucht 5 minuten vertraagd vanwege de vertraging van de voorafgaande vlucht. Deze geringe vertraging van 5 minuten heeft verder geen invloed gehad op de vertraging op de eindbestemming, aldus KLC. De passagier is op de eerst mogelijke vlucht omgeboekt. Snellere alternatieven waren er niet. KLC heeft dan ook alle redelijke maatregelen getroffen, aldus nog steeds KLC.
5.4.
Airhelp stelt dat KLC niet heeft aangetoond dat de vertraging is ontstaan door een “no-show”. De betreffende passagiers hebben zich alsnog gemeld voor de vlucht. Feitelijk heeft er dan ook geen “no-show” plaatsgevonden. De vertraging is veroorzaakt omdat KLC heeft gewacht op de “no-show” passagiers. Dit betreft een operationele keuze van KLC welke voor haar risico behoort te komen. KLC heeft geen enkele verplichting om deze “no-show” passagiers alsnog aan boord te laten, aldus Airhelp. Voorts heeft KLC te weinig reservetijd in acht genomen. De minimum overstaptijd op Amsterdam-Schiphol Airport voor een vlucht binnen Europa bedraagt 40 minuten. De passagiers hadden slechts 50 minuten om de aansluitende vlucht te halen. De buffer die was ingecalculeerd was zodanig klein dat vlucht KL934 amper vertraging mocht oplopen. Luchtvaartmaatschappijen kunnen geen beroep doen op het feit dat zij alle redelijke maatregelen hebben genomen indien geen sprake is van voldoende overstaptijd. Voorts stelt Airhelp dat geen sprake van een langdurige vertraging. KLC kan geen beroep kan doen op bijzondere omstandigheden indien de langdurige vertraging niet is ontstaan door een “no-show”, maar door het missen van een aansluitende vlucht, aldus nog steeds Airhelp.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat indien een of meerdere “no-shows” ertoe leidden dat de ingecheckte bagage van boord moet worden gehaald, er sprake is van een vliegveiligheids- dan wel beveiligingsprobleem dat niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van de luchtvaartmaatschappij. Dit is niet anders indien de passagiers alsnog komen opdagen voor de vlucht. Het betreft hier immers een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Dit kan kwalificeren als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De kantonrechter overweegt dat KLC voldoende heeft aangetoond dat 25 minuten vertraging is ontstaan vanwege “no-shows”. Ten aanzien van de stelling van Airhelp dat de “no-shows” geen langdurige vertraging heeft veroorzaakt, maar juist het missen van de aansluitende vlucht en dat daarom KLM Cityhopper geen beroep toekomt op buitengewone omstandigheden toekomt overweegt de kantonrechter als volgt. Anders dan in overweging 15 van de considerans wordt in overweging 14 considerans niet het vereiste gesteld dat de buitengewone omstandigheid een langdurige vertraging moet hebben veroorzaakt. Niet in het geschil is dat KLM Cityhopper een beroep doet op een vliegveiligheids- dan wel een beveiligingsprobleem als genoemd in overweging 14 considerans. Derhalve is dan ook niet vereist dat de buitengewone omstandigheid een langdurige vertraging veroorzaakt.
5.6.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of KLC alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de vlucht te voorkomen. De kantonrechter dient hierbij ook te toetsen of KLC rekening heeft gehouden met voldoende reservetijd. Ingevolge het Eglitis arrest (12 mei 2011, nr C-294/10) dient de luchtvaartmaatschappij in een bepaalde reservetijd te voorzien die haar in staat stelt om, indien mogelijk, de vlucht volledig uit te voeren na afloop van buitengewone omstandigheden. Onbetwist is dat voor de vlucht rekening is gehouden met 50 minuten overstaptijd en dat de minimale overstaptijd voor de onderhavige vlucht op Schiphol 40 minuten bedraagt. Derhalve had de passagier slechts een buffer van 10 minuten om de vlucht te halen. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat KLC door slechts een buffer van 10 minuten aan te houden onvoldoende rekening heeft gehouden met eventuele vertragingen in het reisschema van de passagier. Het verweer van KLC dat niet van haar kan worden gevergd dat zij standaard rekening houdt met een ruimere connectietijd om een vertraging ten gevolge van -buitengewone- omstandigheden op te vangen faalt dan ook. Gelet op het bovenstaande heeft KLC onvoldoende aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de vlucht te vermijden. Het beroep van KLM Cityhopper op buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening slaagt dan ook niet. Dit betekent dat de vordering tot betaling van compensatie zal worden toegewezen.
5.7.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente wordt het volgende overwogen. Airhelp heeft wettelijke rente gevorderd vanaf 11 augustus 2017. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom zoals gevorderd toegewezen vanaf 11 augustus 2017, zijnde de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen.
5.8.
Airhelp heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. KLC heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Airhelp heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van KLC, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt KLC tot betaling aan Airhelp van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 augustus 2017 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt KLC tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Airhelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 121,00;
salaris gemachtigde € 144,00;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter