In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 april 2020 uitspraak gedaan op het verzet van opposant [X] tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep inzake de WOZ-waarde van zijn woning voor het jaar 2019. De rechtbank had eerder, op 2 maart 2020, het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat opposant niet binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep had ingediend. Opposant heeft echter aangevoerd dat hij op 16 januari 2020 per fax de ontbrekende stukken heeft ingediend, wat hij heeft onderbouwd met een faxbevestiging.
De rechtbank heeft in het verzet vastgesteld dat het faxbericht van 16 januari 2020 inderdaad tijdig was en dat het verzuim dus binnen de gestelde termijn was hersteld. Hierdoor kon de eerdere uitspraak van niet-ontvankelijkheid niet in stand blijven. De rechtbank heeft besloten dat het verzet gegrond is en dat de zaak opnieuw op zitting behandeld zal worden. Tevens heeft de rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van opposant, vastgesteld op € 262,50, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door rechter S.K.A. Efstratiades, in aanwezigheid van griffier N. Joacim. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.