ECLI:NL:RBNHO:2020:3180

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2020
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19_4313
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking beroep inzake huurtoeslag

Op 1 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres [X], wonende te [Z], en de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht. De zaak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van een beroep. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van de Belastingdienst, dat haar bezwaar tegen de definitieve berekening van huurtoeslag voor de jaren 2015, 2016 en 2017 niet-ontvankelijk verklaarde. Na herziening van het bestreden besluit door de Belastingdienst op 27 en 28 februari 2020, heeft eiseres op 6 maart 2020 haar beroep ingetrokken. Tegelijkertijd verzocht zij om een proceskostenveroordeling op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de Belastingdienst in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, maar deze heeft niet gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder zitting.

In de overwegingen van de rechtbank wordt ingegaan op de regels omtrent proceskostenveroordeling zoals vastgelegd in de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank concludeert dat eiseres geen kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Wel wordt vastgesteld dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 37 vergoed dient te worden door de Belastingdienst. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

zittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/4313

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1mei 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiseres,

en

de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser, gericht tegen de definitieve berekening huurtoeslag 2015, 2016 en 2017 en de voorschotbeschikking huurtoeslag 2018, niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief 27 februari 2020 het bestreden besluit over de jaren 2015, 2016 en 2017 herzien, en bij brief van 28 februari 2020 het bestreden besluit over 2018 herzien.
Eiseres heeft het beroep bij brief van 6 maart 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiseres verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 11 maart 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft niet gereageerd.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiseres is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiseres en dat eiseres tegelijk met de intrekking van het beroep heeft verzocht verweerder in de proceskosten, in het bijzonder het griffierecht, te veroordelen.
4. De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen afwijzen omdat eiseres geen kosten heeft gemaakt die ingevolge het Besluit voor vergoeding in aanmerking komen en van dergelijke kosten ook niet is gebleken. De rechtbank merkt hierbij op dat een proceskostenveroordeling niet ziet op vergoeding van het griffierecht.
5. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient wel het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 37 te worden vergoed door verweerder.

BeslissingDe rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 1 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.