ECLI:NL:RBNHO:2020:3175
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht en niet indienen gronden van beroep
In deze zaak heeft eiser op 15 oktober 2019 digitaal beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 4 september 2019. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep op 24 oktober 2019 doorgezonden naar de Rechtbank Noord-Holland voor verdere behandeling. De rechtbank heeft op 1 mei 2020 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat eiser op grond van artikel 8:41 van de Awb griffierecht moet betalen. Het griffierecht bedraagt € 174 en moet binnen vier weken na de mededeling van de griffier zijn betaald. Eiser heeft echter niet tijdig gereageerd op de brieven van de griffier waarin hij werd verzocht het griffierecht te betalen. De griffier heeft eiser op 10 december 2019 en 8 januari 2020 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te voldoen, maar eiser heeft geen betaling verricht.
Daarnaast heeft eiser ook niet tijdig de gronden van het beroep ingediend, ondanks dat hij hierop is gewezen in een aangetekende brief van 9 december 2019. De rechtbank concludeert dat eiser in verzuim is geweest en dat er geen verontschuldiging is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht of het indienen van de gronden van beroep. Daarom verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier.