ECLI:NL:RBNHO:2020:3175

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2020
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19_5332
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht en niet indienen gronden van beroep

In deze zaak heeft eiser op 15 oktober 2019 digitaal beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 4 september 2019. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep op 24 oktober 2019 doorgezonden naar de Rechtbank Noord-Holland voor verdere behandeling. De rechtbank heeft op 1 mei 2020 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat eiser op grond van artikel 8:41 van de Awb griffierecht moet betalen. Het griffierecht bedraagt € 174 en moet binnen vier weken na de mededeling van de griffier zijn betaald. Eiser heeft echter niet tijdig gereageerd op de brieven van de griffier waarin hij werd verzocht het griffierecht te betalen. De griffier heeft eiser op 10 december 2019 en 8 januari 2020 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te voldoen, maar eiser heeft geen betaling verricht.

Daarnaast heeft eiser ook niet tijdig de gronden van het beroep ingediend, ondanks dat hij hierop is gewezen in een aangetekende brief van 9 december 2019. De rechtbank concludeert dat eiser in verzuim is geweest en dat er geen verontschuldiging is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht of het indienen van de gronden van beroep. Daarom verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: HAA 19/5332

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2020 in de zaak van

[X] , te [Z] , eiser

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 15 oktober 2019 digitaal beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam. Dit beroep richt zich tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 4 september 2019.
Op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft de rechtbank Amsterdam op 24 oktober 2019 dit beroep ter verdere behandeling aan deze rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 174. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 10 december 2019 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiser heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 8 januari 2020 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek in Track & Trace van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 11 januari 2020 is bezorgd.
4. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
5. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
6. Verder merkt de rechtbank op dat eiser, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, ook in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep over te leggen. Bij aangetekend verzonden brief van 9 december 2019 is eiser gewezen op deze verzuimen en is hij verzocht om dit uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Volgens het Track & Trace-systeem van PostNL is deze brief op 11 december 2019 bezorgd en is voor ontvangst getekend. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
7. Eiser heeft de verzuimen niet op tijd hersteld.
8. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 1 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.