ECLI:NL:RBNHO:2020:3172

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2020
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19_5339
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake griffierecht en verzuimen in bestuursrechtelijke procedure

Op 1 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak van eiser [X] tegen de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoorn. Eiser had op 15 oktober 2019 digitaal beroep ingesteld tegen een uitspraak van verweerder van 11 september 2019. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser was verplicht griffierecht te betalen, maar heeft dit niet tijdig gedaan. De griffier heeft eiser op 13 december 2019 en opnieuw op 11 januari 2020 in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen, maar eiser heeft niet gereageerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht niet op tijd is betaald en dat eiser ook in verzuim is geweest om de gevraagde machtiging en een afschrift van het besluit over te leggen. Eiser heeft geen verontschuldiging voor deze verzuimen gegeven. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van griffier M. van der Elst. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dit weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5339

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2020 in de zaak van

[X] , te [Z] , eiser,

(gestelde gemachtigde: [A] )
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoorn, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 15 oktober 2019 digitaal beroep ingesteld tegen een uitspraak van verweerder van 11 september 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In zaken als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 47,-. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 13 december 2019 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiser heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van
11 januari 2020 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van deze brief. Onderzoek middels het Track & Trace systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 15 januari 2020 is bezorgd.
4. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
5. Verder merkt de rechtbank op dat eiser, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, ook in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn de gevraagde machtiging en een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft over te leggen. Bij aangetekend verzonden brief van 13 december 2019 is eiser gewezen op deze verzuimen en is hij verzocht om dit uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 16 december 2019 is bezorgd op het adres van de gestelde gemachtigde.
10. Eiser heeft binnen de door de rechtbank gestelde termijn niet gereageerd.
11. Eiser heeft geen reden gegeven voor deze verzuimen. Er is dus geen verontschuldiging voor deze verzuimen.
12. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 1 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.