Op 30 maart 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, als verweerder. Eiser had verzocht om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2011, welke aanslag gedateerd was op 19 april 2014. De Belastingdienst heeft dit verzoek op 3 november 2017 afgewezen, waarna eiser bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar is door de inspecteur doorgezonden naar de rechtbank als beroepschrift, dat door de rechtbank is opgevat als een bezwaarschrift tegen de afwijzing.
De rechtbank heeft op 2 mei 2018 het beroep ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam, dat op 2 april 2019 de uitspraak van de rechtbank heeft vernietigd en de zaak heeft terugverwezen. In de nieuwe procedure heeft eiser op 20 januari 2020 verzocht om terugverwijzing naar de Belastingdienst, omdat het verzoek om ambtshalve vermindering niet inhoudelijk was beoordeeld. De Belastingdienst heeft op 23 januari 2020 ingestemd met dit verzoek.
De rechtbank heeft besloten om de zaak terug te verwijzen naar de Belastingdienst, zodat het verzoek van eiser om ambtshalve vermindering inhoudelijk kan worden beoordeeld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen griffierecht is geheven in deze zaak. De rechtbank draagt de Belastingdienst op om een nieuwe uitspraak op het bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.