In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen American Airlines wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met American Airlines voor een vlucht van Amsterdam naar Dallas en vervolgens naar Houston op 7 september 2018. Door een onweersbui op de luchthaven van Dallas was er een ground stop ingesteld, wat leidde tot een vertraging van meer dan drie uur voor de passagiers. American Airlines weigerde compensatie te betalen, stellende dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de Verordening (EG) nr. 261/2004 van toepassing is. De kern van het geschil was of American Airlines compensatie verschuldigd was aan de passagiers. De rechter oordeelde dat American Airlines kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de slechte weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht verhinderden. De rechter concludeerde dat de vertraging van vlucht AA220 doorwerkte naar vlucht AA221, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Houston misten.
De kantonrechter oordeelde dat American Airlines alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagiers voldoende overstaptijd hadden. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter L.M. de Vries op 22 april 2020.