3.4.Behalve het niet geven van assistentie en het niet reageren op oproepen in de nacht van 23 op 24 oktober 2017, leveren alle gedragingen dus plichtsverzuim op. Dit plichtsverzuim kan eiseres toegerekend worden. Verweerder was dan ook bevoegd eiseres een disciplinaire straf op te leggen.
3.5.1.De vraag die vervolgens voorligt, is of de opgelegde straf van ontslag evenredig is aan het plichtsverzuim, daarbij ermee rekening houdend dat een deel van de eiseres verweten gedragingen buiten beschouwing moet blijven (het niet geven van assistentie en het niet beantwoorden van oproepen in de nacht van 23 op 24 oktober 2017).
3.5.2.Eiseres heeft gesteld dat het onvoorwaardelijke ontslag niet evenredig is aan het plichtsverzuim, omdat verweerder in zijn zorgplicht tekort is geschoten.
3.5.3.Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aan zijn zorgplicht voldaan. Eiseres heeft in 2015 een hersenoperatie ondergaan. Verweerder heeft eiseres voor de psychische verwerking van haar ziekte begeleiding door een psychiater en een bedrijfsmaatschappelijk werker aangeboden. Volgens eiseres was deze hulp maar van korte duur, maar niet is gesteld dat de hulp te kort is geweest. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat na de operatie in 2015 geen sprake meer was van behandeling of medicatie. Onbetwist heeft verweerder gesteld dat soms meer uren per week gewerkt moest worden dan de Arbeidstijdenwet toestaat maar dat dit teveel aan arbeidsuren gecompenseerd werd in de daaropvolgende week. Eiseres heeft met haar leidinggevende haar rooster besproken. Dat zij in het gesprek heeft aangegeven dat haar rooster haar te veel werd, is door verweerder ontkend en door eiseres niet aannemelijk gemaakt. Dat eiseres, zoals zij ter zitting heeft verklaard, een muur optrekt en zich groot houdt, is een omstandigheid waar verweerder wegens gebrek aan wetenschap geen rekening mee kan houden. Voorts heeft eiseres zich na de operatie meerdere keren ziek gemeld. Niet valt in te zien dat zij zich in oktober 2017 opeens te bezwaard voelde om zich ziek te melden. Dat verweerder zijn zorgplicht heeft geschonden, wordt door de rechtbank dan ook niet gevolgd.
3.5.4.Ook heeft eiseres gesteld dat verweerder een lichtere straf had moeten opleggen.
3.5.5.Hoewel het plichtsverzuim eiseres toegerekend kan worden, zijn er wel omstandigheden die in het kader van de evenredigheid bij het bepalen van de strafmaat van belang zijn. Uit het gespreksverslag van [naam 2] van 26 oktober 2017 met onder andere het hoofd veiligheid [naam 3] , blijkt dat het bij [naam 3] bekend was dat er al langer verhalen de ronde deden over het slapen tijdens de nachtdienst. Gesteld noch gebleken is dat verweerder daarop actie heeft ondernomen. De nachtcoördinator heeft eiseres ook niet meteen aangesproken op het liggen op de grond in de nacht van 23 op 24 oktober 2017 noch eiseres gevraagd waarom zij dat deed en of het wel goed met haar ging, hetgeen in een normale werksituatie in de lijn der verwachting zou liggen. Blijkbaar heerste er een cultuur waarin dergelijk gedrag niet helemaal ongebruikelijk was en getolereerd werd. Ook collega
[naam 4] lag die nacht op twee stoelen met een nekkussen en een deken over haar heen. Zoals ter zitting door de directeur van het DC Schiphol is verklaard, is er inmiddels op de CMK een televisie op proef, om te bezien of de medewerkers op deze manier tijdens de nachtdienst minder moeite hebben om wakker te blijven. De regel dat de hele nacht camerabeelden geobserveerd moeten worden, is inmiddels kennelijk minder strikt dan door verweerder wordt gesteld over de datum hier van belang. Voor de strafmaat is verder van belang dat de aan het besluit ten grondslag gelegde incidenten uit 2016 niet zagen op toezichthoudende werkzaamheden waarbij veiligheidskwesties een rol speelden. Gelet op deze omstandigheden die de rechtbank mee laat wegen bij de beoordeling van de evenredigheid en de relatief beperkte mate van het onttrekken aan de werkzaamheden door eiseres, is naar het oordeel van de rechtbank de opgelegde maatregel van ongevraagd strafontslag niet evenredig te achten aan de aard en de ernst van het vastgestelde plichtsverzuim.
4. Uit de overwegingen hiervoor volgt dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd voor zover dat ziet op het onvoorwaardelijke strafontslag. De rechtbank ziet uit het oogpunt van definitieve geschilbeslechting aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit II te herroepen. Gezien de aard en ernst van het plichtsverzuim als hiervoor omschreven zal op grond van artikel 81, aanhef en eerste lid onder l, en derde lid, van het ARAR de disciplinaire straf van ontslag worden opgelegd, onder de bepaling dat die straf niet ten uitvoer wordt gelegd als eiseres zich gedurende twee jaar na de datum van deze uitspraak niet opnieuw schuldig maakt aan soortgelijk of enig ander ernstig plichtsverzuim.
5. Omdat het beroep gegrond is, dient verweerder het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.100,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).