4.2De rechtbank ziet vervolgens geen aanleiding voor het oordeel dat de medische conclusies onjuist zijn. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen heeft toegevoegd of aangescherpt zodat beperkingen zijn aangenomen ten aanzien van de rubrieken 1, persoonlijk functioneren (voorspelbare werksituatie, geen veelvuldige storingen, geen veelvuldige deadlines / productiepieken, geen hoog handelingstempo, geen verhoogd persoonlijk risico), 2, sociaal functioneren (emotionele problemen van anderen hanteren, eigen gevoelens uiten, omgaan met conflicten, samenwerken, weinig rechtstreeks contact met klanten / patiënten, geen leidinggevende aspecten), 4, dynamische handelingen (tillen / dragen, frequent zware lasten hanteren, klimmen), en 6, werktijden (niet ’s nachts). Er is dan ook rekening gehouden met de psychische en fysieke aandoeningen van eiseres. De motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er voor een urenbeperking geen aanleiding bestaat is, anders dan eiseres betoogt, naar het oordeel van de rechtbank overtuigend. Weliswaar is sprake van psychiatrische aandoeningen maar dat deze zodanig ernstig zijn dat een urenbeperking aangenomen zou moeten worden, is niet gebleken. Nu eiseres niet volledig arbeidsongeschikt is geacht, is bovendien een beoordeling van de duurzaamheid niet aan de orde.
5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de beperkingen juist zijn weergegeven op de FML. Daarvan uitgaande zijn de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies in medisch opzicht voor eiseres geschikt te achten.
6. Eiseres heeft ook aangevoerd dat voor de maatman uitgegaan moet worden van de maatman zoals die is gehanteerd bij de eerstejaarsziektewetbeoordeling van eiseres, namelijk haar werk bij [bedrijf 1] . Eiseres heeft daarbij erop gewezen dat verweerder voor onder andere de situatie zoals die van eiseres beleid hanteerde. In dat beleid was onder meer een uitzondering opgenomen voor de situatie dat lager betaald werk in de WW-periode geaccepteerd werd, en van daaruit arbeidsongeschiktheid ontstond.
7. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat dit buitenwettelijk begunstigend beleid was, dat sinds juli 2017 niet meer toegepast wordt. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat daartoe met name is besloten, omdat het voor werkgevers tot hogere lasten leidde. Het buitenwettelijk beleid viel, zo heeft verweerder toegelicht, niet meer te verdedigen.
8. Tussen partijen is niet in geschil dat op grond van de Wet WIA en het Schattingsbesluit de maatman de laatstverrichte arbeid voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid is, en dat het maatmanloon het daarbij behorende salaris is. Dat betekent voor eiseres dat de maatman het werk bij [bedrijf 2] is. Evenmin is in geschil dat verweerder tot juli 2017 buitenwettelijk begunstigend beleid hanteerde. Dat beleid zou bij toepassing voor eiseres hebben geleid tot een andere maatman, namelijk het werk van eiseres bij [bedrijf 1] , met een hoger maatmanloon, en daarmee een hogere mate van arbeidsongeschiktheid. Dit beleid heeft verweerder echter verlaten. Anders dan eiseres betoogt, behoefde die beleidswijziging geen publicatie en evenmin heeft verweerder daarvoor in de plaats ander beleid hoeven formuleren, omdat sprake was van buitenwettelijk, niet gepubliceerd, beleid. Zonder buitenwettelijk begunstigend beleid vormen immers de wettelijke bepalingen de grondslag voor de besluitvorming. Dat bij de eerdere eerstejaarsziektewetbeoordeling het buitenwettelijk beleid is toegepast terwijl dat op dat moment niet meer gold, zoals verweerder in dit geval zelf ter zitting naar voren heeft gebracht, heeft geen doorwerking in de beoordeling in het kader van de WIA-aanvraag. De beroepsgrond treft daarom geen doel.
9. Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder heeft toegezegd dat zij geen nadeel zou ondervinden van het gaan werken in arbeid met een lager salaris, zolang dat minder dan zes maanden zou duren.
10. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat er in het kader van de Wet WIA geen toezegging is gedaan dat het oude beleid nog zou worden toegepast. Verweerder heeft daarbij toegelicht dat er in het kader van de WW andere regels gelden, nu in de WW een garantieregeling is opgenomen, waardoor teruggevallen kan worden op oude WW-rechten. Daarop zag de informatie die aan eiseres is gegeven en waaraan zij in deze procedure refereert.
11. De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat eiseres de toezegging is gedaan dat bij de beoordeling in het kader van de WIA-aanvraag het oude buitenwettelijk begunstigend beleid zou worden gehanteerd en dus de maatman niet zou wijzigen als eiseres lager betaalde werkzaamheden zou gaan verrichten. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
12. Al het hiervoor vermelde leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.