ECLI:NL:RBNHO:2020:3009
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-ondertekend beroepschrift
Op 24 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser [X] en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiser had op 15 december 2019 beroep ingesteld tegen de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2013 tot en met 2017, inclusief de daarbij in rekening gebrachte kosten en opgelegde boetes. De inspecteur heeft het beroepschrift op 29 januari 2020 ter verdere behandeling aan de rechtbank doorgezonden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de vereisten van een behoorlijk proces geen behandeling ter zitting vereisten. Eiser had echter het beroepschrift niet ondertekend, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. De rechtbank heeft eiser bij aangetekende brief op 6 februari 2020 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Eiser heeft binnen de gestelde termijn geen ondertekend beroepschrift ingediend en heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.