ECLI:NL:RBNHO:2020:3003

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
19_3716
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding na intrekking beroep inzake huur- en zorgtoeslag en kindgebonden budget

In deze zaak heeft eiseres, [X], beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, die haar verzoek om herziening van de huur- en zorgtoeslag en het kindgebonden budget over de jaren 2016 tot en met 2019 had afgewezen. De rechtbank Noord-Holland heeft op 24 april 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. J.H. Kruseman.

Na de indiening van het beroep heeft verweerder op 29 januari 2020 het bestreden besluit herzien en het bezwaar gegrond verklaard, waarbij een proceskostenvergoeding voor de bezwaarprocedure werd toegekend. Eiseres heeft vervolgens op 12 februari 2020 haar beroep ingetrokken en verzocht om een afzonderlijke uitspraak over de kosten van de procedure bij de rechtbank, zoals geregeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop verweerder heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een proceskostenvergoeding van één punt voor het schrijven van het beroepschrift door de gemachtigde van eiseres. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat, ingevolge de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit het geval is en heeft verweerder veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van € 525, alsmede tot vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht van € 47. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

zittingsplaats Alkmaar
Sector bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/3716

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiseres,

(gemachtigde: mr. J.H. Kruseman),
en

de inspecteur van de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 1 augustus 2019 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 25 juni 2019 waarin haar verzoek om herziening van de huur- en zorgtoeslag en het kindgebonden budget over de jaren 2016 tot en met 2019 (het bestreden besluit), is afgewezen.
Verweerder heeft op 29 januari 2020 het bestreden besluit herzien, het bezwaar gegrond verklaard en een proceskostenvergoeding toegekend voor de bezwaarprocedure.
Eiseres heeft het beroep bij brief van 12 februari 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiseres verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 13 februari 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft bij brief van 18 februari 2020 gereageerd. Verweerder stelt dat hij zich kan vinden in een proceskostenvergoeding van één punt voor het schrijven van het beroepschrift door de gemachtigde van eiseres.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiseres is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiseres en dat eiseres tegelijk met de intrekking van het beroep heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
4. Nu verweerder heeft toegezegd de proceskosten te vergoeden zal de rechtbank verweerder hierin volgen.
5. De kosten die eiseres vergoedt wensen te zien, hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 525 in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1).
6. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiseres betaalde griffierecht van € 47 te worden vergoed door verweerder.

BeslissingDe rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 525.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van
M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 24 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Raad van State.