Op 24 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, [X 1] hodn [X 2], en de heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn. Eiseres heeft op 29 november 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 18 oktober 2019, die betrekking had op de vastgestelde WOZ-waarde en de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelasting voor het object [A] (NH). De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank constateerde dat de gemachtigde, G. Gieben, niet de bedoeling had om voor zichzelf in beroep te komen. Volgens artikel 8:24, tweede lid, van de Awb dient iemand die namens een ander beroep instelt, een machtiging te overleggen. Aangezien G. Gieben dit niet had gedaan, heeft de rechtbank haar verzocht om binnen vier weken een machtiging en een uittreksel uit het handelsregister over te leggen. Deze brief is op 22 januari 2020 bezorgd, maar G. Gieben heeft niet gereageerd en geen reden gegeven voor het verzuim.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verontschuldiging voor het verzuim is en heeft daarom de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.