In deze zaak heeft eiser, [X], op 22 november 2019 digitaal beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 26 september 2019. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep op 27 november 2019 ter verdere behandeling doorgezonden naar de Rechtbank Noord-Holland. De rechtbank heeft op 24 april 2020 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het griffierecht van € 47 niet tijdig heeft betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier. Eiser heeft geen verontschuldiging gegeven voor het verzuim van de betaling. Daarnaast is het beroepschrift te laat ingediend, aangezien de termijn voor indiening eindigde op 7 november 2019, terwijl het beroepschrift pas op 22 november 2019 is ingediend.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen goede verontschuldiging is voor de te late indiening van het beroepschrift en dat het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier, en is op 24 april 2020 gedaan. De uitspraak zal openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.