Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
2. Eiseres voert aan dat op de aanvraag omgevingsvergunning van 12 december 2019, voor de bouw van een dienstgebouw op het adres [a] de reguliere procedure van toepassing is en de beslistermijn acht weken is.
Bij brief van 27 januari 2020 heeft verweerder gevraagd om aanvullende informatie en medegedeeld dat de beslistermijn wordt opgeschort met ingang van 28 januari 2020.
Op 29 januari 2020 heeft eiseres een archeologisch rapport, als onderdeel van de aan te leveren stukken, via het digitale omgevingsloket (olo), ingediend.
Eiseres voert aan dat volgens vaste jurisprudentie de beslistermijn weer gaat lopen indien via het olo een onderdeel van de gevraagde informatie is aangeleverd. De informatie hoeft volgens eiseres niet volledig te zijn. De beslistermijn gaat volgens eiseres weer lopen op 29 januari 2020. De totale beslistermijn is acht weken en één dag en eindigt op 7 februari 2020. Daarna is verweerder niet langer bevoegd op de aanvraag te beslissen, omdat dan sprake is van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning.
Dat de beslistermijn weer gaat lopen als een deel van de gevraagde informatie via het olo wordt aangeleverd is volgens eiseres bij verweerder bekend. Eiseres verwijst naar een passage in een document afkomstig van verweerder in een vergelijkbare zaak.
Bij brief van 11 februari 2020 heeft verweerder de beslistermijn verlengd met zes weken. Dat besluit is eveneens onbevoegd genomen omdat verweerder sinds 7 februari 2020 niet meer bevoegd was een besluit te nemen.
Verweerder dient aan eiseres een van rechtswege verleende vergunning af te geven en dit besluit bekend te maken op de daarvoor vastgestelde wijze. Eiseres heeft verweerder op 19 februari 2020 tijdig in gebreke gesteld.
3. In de zich in het dossier bevindende brief van 20 maart 2020, van verweerder aan de gemachtigde van eiseres, stelt verweerder zich op het standpunt dat geen vergunning van rechtswege is ontstaan. Niet alle op 27 januari 2020 gevraagde aanvullende gegevens zijn verstrekt. Onder verwijzing naar artikel 4:5 van de Awb heeft verweerder daarom op 25 februari 2020 besloten de aanvraag niet verder te behandelen.
4. De rechtbank gaat er vanuit dat op de aanvraag omgevingsvergunning van 12 december 2019 de reguliere procedure van paragraaf 3.2 (artikel 3.7 e.v.) van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing is. Op grond van artikel 3.9, eerste lid, van de Wabo is de beslistermijn acht weken na datum ontvangst van de aanvraag.
5. Op 27 januari 2020 heeft verweerder eiseres gevraagd de aanvraag binnen vier weken aan te vullen. Verweerder heeft daarvoor verwezen naar de Ministeriële regeling omgevingsrecht waarin landelijke regels zijn opgenomen voor het indienen van een aanvraag. Verweerder heeft zeventien onderwerpen genoemd ten aanzien waarvan gegevens ontbreken of de gegevens onduidelijk zijn. Verweerder heeft er op gewezen dat de aanvraag buiten behandeling wordt gelaten als alle gevraagde gegevens niet binnen de termijn van vier weken zijn ontvangen. Onder verwijzing naar artikel 4:15 van de Awb heeft verweerder medegedeeld dat de wettelijke beslistermijn is onderbroken totdat de gevraagde gegevens zijn ontvangen of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
6. Binnen de termijn van vier weken heeft verweerder van eiseres een rapportage archeologisch onderzoek ontvangen. Verweerder heeft niet alle gevraagde gegevens binnen de gestelde termijn van vier weken ontvangen. In het primaire besluit heeft verweerder eiseres medegedeeld de aanvraag dan niet te kunnen beoordelen. Daarom is de aanvraag niet verder behandeld.
7. Artikel 4:5, eerste lid en onder c, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Ingevolge artikel 4:5, vierde lid, van de Awb wordt een besluit om de aanvraag niet te behandelen aan de aanvrager bekend gemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Artikel 4:15, eerste lid, onder a, van de Awb bepaalt dat de termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag na die waarop het bestuursorgaan de aanvrager krachtens artikel 4:5 uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
8. Verweerder heeft op 27 januari 2020, derhalve binnen de beslistermijn van acht weken, aan de aanvrager laten weten dat de situatie als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb zich voordoet. Binnen de gestelde termijn van vier weken zijn niet alle gevraagde gegevens overgelegd. Omdat de voor het overleggen van alle gevraagde gegevens gestelde termijn ongebruikt is verstreken op 24 februari 2020, heeft verweerder bij besluit van 25 februari 2020, derhalve binnen de vier weken als bedoeld in artikel 4:5, vierde lid, van de Awb, het besluit genomen de aanvraag niet te behandelen.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder overeenkomstig de hiervoor onder 7 genoemde wettelijke bepalingen gehandeld en is het standpunt van eiseres dat verweerder niet bevoegd was het primaire besluit te nemen onjuist. Verweerder heeft op 25 februari 2020 tijdig beslist op de aanvraag omgevingsvergunning en was daartoe ook bevoegd. De rechtbank is niet bekend met de niet nader genoemde vaste jurisprudentie waarnaar eiseres verwijst, op grond waarvan zou moeten worden geconcludeerd dat de beslistermijn weer gaat lopen als een gedeelte van de gevraagde gegevens is verstrekt. Door eiseres is niet bestreden dat alle gevraagde gegevens nodig zijn voor beoordeling van de aanvraag.
De verwijzing naar een passage in een document van verweerder in een vergelijkbare zaak leidt niet tot een ander oordeel in de onderhavige zaak.
10. Er is dus geen sprake van een van rechtswege verleende vergunning. Er is derhalve geen sprake van het niet tijdig afgeven en het op de daarvoor vastgestelde wijze bekendmaken van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning.
11. Het ingestelde beroep is daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.