ECLI:NL:RBNHO:2020:2930
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van bezwaar tegen BPM-aangifte en bezwaartermijn
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, staat de ontvankelijkheid van het bezwaar van eiseres, [X] B.V., tegen de BPM-aangifte centraal. Eiseres had op 8 maart 2018 aangifte gedaan voor de BPM van een te betalen bedrag van € 6.958 voor de registratie van een Volkswagen Tiguan. Dit bedrag werd op 16 maart 2018 voldaan. De inspecteur van de Belastingdienst ontving op 22 mei 2018 het bezwaar van eiseres, maar verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van de datum van voldoening en dat zij niet in verzuim was met betrekking tot de indiening van het bezwaarschrift.
De rechtbank oordeelt dat de bezwaartermijn, die op 17 maart 2018 begon en eindigde op 27 april 2018, niet tijdig is ingediend, aangezien het bezwaarschrift pas op 22 mei 2018 is ontvangen. De rechtbank wijst erop dat het aan eiseres is om navraag te doen bij de verantwoordelijke partij over de datum van voldoening. De rechtbank concludeert dat eiseres niet in verzuim was en dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar terecht was. Eiseres had ook verzocht om een proceskostenvergoeding, maar de rechtbank ziet hier geen aanleiding voor.
De uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen op 20 april 2020, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dit weer mogelijk is. Partijen kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.