ECLI:NL:RBNHO:2020:2928
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van bezwaarschrift tegen BPM-aangifte en termijnoverschrijding
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, staat de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift van eiseres, [X] B.V., tegen de BPM-aangifte centraal. Eiseres had op 24 februari 2018 aangifte gedaan voor de BPM van een te betalen bedrag van € 919 voor de registratie van een Audi A4 Avant. Dit bedrag werd op 1 maart 2018 voldaan. Echter, het bezwaar van eiseres tegen de betaling werd door de inspecteur van de Belastingdienst op 22 mei 2018 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van de datum van voldoening en dat zij niet in verzuim was met betrekking tot de indiening van het bezwaarschrift.
De rechtbank oordeelde dat de bezwaartermijn was aangevangen op 2 maart 2018 en geëindigd op 12 april 2018. Aangezien het bezwaarschrift pas op 22 mei 2018 was ontvangen, was het niet tijdig ingediend. Eiseres betoogde dat zij niet verantwoordelijk was voor de voldoening en dat zij niet op de hoogte was van de datum. De rechtbank concludeerde echter dat het aan eiseres was om navraag te doen bij de verantwoordelijke partij. De rechtbank verklaarde het bezwaar tegen de voldoening van BPM terecht niet-ontvankelijk.
De rechtbank behandelde ook de stelling van eiseres dat zij niet gehoord was voorafgaand aan de uitspraak op bezwaar. De rechtbank stelde vast dat er een hoorgesprek had plaatsgevonden op 10 juli 2018, waar de gemachtigde van eiseres aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde de mogelijkheid om zijn standpunt te delen had laten liggen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.