ECLI:NL:RBNHO:2020:2927
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van bezwaarschrift tegen BPM-aangifte en hoorplicht
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Noord-Holland op 20 april 2020, staat de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift van eiseres, [X] B.V., centraal. Eiseres had op 21 februari 2018 aangifte gedaan voor de BPM van een Saab 9-3 Cabrio, waarvoor een bedrag van € 1.437 was voldaan op 12 maart 2018. De inspecteur van de Belastingdienst verklaarde het bezwaar van eiseres op 9 augustus 2018 niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Eiseres ging hiertegen in beroep, maar haar beroep werd op 29 november 2018 eveneens niet-ontvankelijk verklaard. Na gegrondverklaring van het verzet op 1 april 2019, werd het onderzoek hervat.
De rechtbank oordeelt dat de bezwaartermijn is aangevangen op 13 maart 2018 en eindigde op 23 april 2018. Het bezwaarschrift van eiseres werd pas op 22 mei 2018 ontvangen, wat na de termijn was. Eiseres betoogde dat zij niet op de hoogte was van de datum van voldoening en dat zij niet in verzuim was. De rechtbank oordeelt echter dat het aan eiseres was om navraag te doen over de voldoening. De rechtbank concludeert dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Daarnaast werd de grief van eiseres dat zij niet gehoord was, verworpen. De rechtbank stelde vast dat er een hoorgesprek had plaatsgevonden op 10 juli 2018, waar eiseres vertegenwoordigd was door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat de gemachtigde de mogelijkheid om zijn standpunt te delen, bewust heeft laten liggen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.