ECLI:NL:RBNHO:2020:2921

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
7329354 \ CV FORM 18-9761
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van meerkosten door luchtvaartmaatschappij na annulering van vlucht op basis van het Verdrag van Montreal en Europese regelgeving

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door EUClaim B.V., Ryanair DAC aangeklaagd voor vergoeding van meerkosten die zij hebben gemaakt na de annulering van hun vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Malaga op 9 juni 2018. De passagiers vorderden een bedrag van € 305,92, vermeerderd met wettelijke rente, en bijkomende kosten. Ryanair betwistte de vordering en stelde dat de passagiers de mogelijkheid hadden om de vlucht om te boeken of hun overeenkomst te beëindigen, en dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat Ryanair aan haar verplichtingen op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004 heeft voldaan door de ticketprijs van de geannuleerde vlucht terug te betalen. De rechter oordeelde dat de Verordening geen grondslag biedt voor vergoeding van meerkosten van een vervangende vlucht. Echter, op basis van artikel 19 van het Verdrag van Montreal, dat de luchtvervoerder verplicht tot schadevergoeding bij vertraging, oordeelde de rechter dat Ryanair aansprakelijk is voor de meerkosten die de passagiers hebben gemaakt voor het boeken van een nieuwe vlucht.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers tot € 305,92 toegewezen, evenals de wettelijke rente. De vordering voor buitengerechtelijke incassokosten werd toegewezen tot het subsidiair gevorderde bedrag van € 55,52. De proceskosten werden eveneens aan Ryanair opgelegd, met rente vanaf 14 dagen na betekening van de beschikking. De rechter heeft de overige verzoeken afgewezen en een certificaat voor de Europese procedure voor geringe vorderingen aan de beschikking gehecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7329354 \ CV FORM 18-9761
Uitspraakdatum: 11 maart 2020
Beschikking in de zaak van:
[passagier sub 1], wonende te [woonplaats]
[passagier sub 2], wonende te [woonplaats]
[passagier sub 3], wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: EUClaim B.V.
tegen
Ryanair DAC,
gevestigd te Dublin (Ierland)
verwerende partij
verder te noemen: Ryanair
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 6 november 2018;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 18 februari 2019;
  • schriftelijke reactie aan de zijde van de passagiers, ingekomen ter griffie op 16 oktober 2019;
  • schriftelijke reactie aan de zijde van Ryanair, ingekomen ter griffie op 20 november 2019.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Ryanair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Ryanair de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Malaga (Spanje) op 9 juni 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben de meerkosten van de vervangende vlucht gevorderd.
2.4.
Ryanair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken Ryanair te veroordelen tot betaling van:
- € 305,92, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 90,75 subsidiair € 55,52 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 juli 2018;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren de vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat Ryanair vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de meerkosten van de vervangende vlucht conform artikel 5 juncto 8 en of 9 van de Verordening dan wel artikel 19 van het Verdrag van Montréal te voldoen, tot een bedrag van € 305,92. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Ryanair van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
Ryanair betwist de verschuldigdheid en de hoogte van de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Ryanair voert aan dat aan de passagiers de mogelijkheid is geboden om de vlucht om te boeken naar het eerstvolgende alternatief dan wel om de vervoersovereenkomst te beëindigen en restitutie te ontvangen. De passagiers hebben ervoor gekozen om de vervoersovereenkomst te beëindigen. De kosten die zijn ontstaan na de beëindiging van de vervoersovereenkomst dienen voor rekening en risico van de passagiers te komen, aldus Ryanair. Voorts biedt het verdrag van Montreal geen grond voor vergoeding van de gevorderde meerkosten. Er was namelijk sprake van buitengewone omstandigheden en annulering kon ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet worden voorkomen, aldus nog steeds Ryanair.
4.3.
Uit artikel 5 in samenhang met artikel 8 van de Verordening volgt dat in geval van annulering van een vlucht de passagier recht heeft op volledige terugbetaling van het ticket of een retourvlucht. Ryanair heeft gemotiveerd onderbouwd dat aan de passagiers de ticketprijs van de geannuleerde vlucht heeft terugbetaald. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Ryanair aan haar verplichtingen op grond van de Verordening heeft voldaan. De Verordening biedt geen grondslag voor vergoeding van meerkosten van een vervangende vlucht.
4.4.
Uit artikel 19 van het Verdrag van Montreal volgt dat de luchtvervoerder in beginsel gehouden is tot een algemene plicht tot vergoeding van “schade voortvloeiend uit vertraging in het luchtvervoer van passagiers, bagage of goederen”. Ryanair heeft tegenover de betwisting van de passagiers niet aannemelijk gemaakt dat zij niet aansprakelijk is voor de schade van de passagiers. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de meerkosten die de passagiers hebben gemaakt voor het boeken van een nieuwe vlucht het gevolg zijn van de annulering van de oorspronkelijke vlucht. Ryanair heeft de hoogte van het gevorderde bedrag niet betwist. De vordering ter hoogte van € 305,92 ligt dan ook op grond van artikel 19 van het Verdrag van Montreal voor toewijzing gereed.
4.5.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Ryanair heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Omdat de vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagiers kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het primair gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het subsidiair gevorderde bedrag, te weten € 55,52 (inclusief btw). De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van indiening van het A-formulier, nu niet is gesteld of gebleken op welke datum deze kosten verschuldigd zijn geworden
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van Ryanair omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van 7 juli 2018, omdat Ryanair ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.8.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
4.9.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Ryanair tot betaling aan de passagiers van € 361,44, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 305,92 vanaf 7 juli 2018 en over € 55,52 vanaf 6 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Ryanair tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 79,00 aan griffierecht en € 144,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening en veroordeelt Ryanair tot betaling van € 36,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open