ECLI:NL:RBNHO:2020:2860

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 april 2020
Publicatiedatum
15 april 2020
Zaaknummer
8004434 CV EXPL 19-6467
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding en ontruiming van een huurwoning wegens geluidsoverlast

In deze zaak heeft Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland (hierna: Woonwaard) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de huurwoning. De vordering is gebaseerd op geluidsoverlast die door [gedaagde] zou zijn veroorzaakt, met name in de vorm van bromgeluiden en harde muziek. Woonwaard stelt dat deze overlast ernstige gevolgen heeft voor de omwonenden, met name voor de buren, [XX]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er meerdere klachten zijn ontvangen over geluidsoverlast van [gedaagde], en dat de politie op een gegeven moment de geluidsapparatuur van [gedaagde] in beslag heeft genomen. Woonwaard heeft deskundigenrapporten overgelegd die de geluidsoverlast trachten te duiden, maar [gedaagde] heeft deze rapporten gemotiveerd betwist met een tegenrapport. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat Woonwaard niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de bromtoon uit de woning van [gedaagde] afkomstig is. Daarom heeft de kantonrechter besloten om een onafhankelijke deskundige te benoemen om de zaak verder te onderzoeken. De partijen zijn verzocht om samen te werken bij het benoemen van deze deskundige en om zich uit te laten over de vragen die aan de deskundige voorgelegd moeten worden. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8004434 \ CV EXPL 19-6467
Uitspraakdatum: 15 april 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland
gevestigd te Alkmaar
eiseres
verder te noemen: Woonwaard
gemachtigde: mr. M.J. Dekker
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. W.A.A.M. Duineveld

1.Het procesverloop

1.1.
Woonwaard heeft bij dagvaarding van 26 augustus 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 13 februari 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben Woonwaard en [gedaagde] bij brieven van 24 januari, 5 en 12 februari 2020 nog stukken toegezonden. Op 4 maart 2020 heeft Woonwaard een akte genomen. Hierop heeft [gedaagde] bij akte van 18 maart 2020 gereageerd en een productie in het geding gebracht.

2.De feiten

2.1.
Woonwaard verhuurt met ingang van 1 november 2012 aan [gedaagde] de woning inclusief aanhorigheden aan de [adres] .
2.2.
Van de huurovereenkomst maken deel uit de algemene huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte maart 2011.
2.3.
In artikel 6.6. van de algemene huurvoorwaarden staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden (…)
2.4.
[gedaagde] woont in een hoekwoning. In de direct aangrenzende woning, [adres 2] , wonen sinds 16 augustus 2017 de heer en mevrouw [XX] (hierna te noemen: [XX] ). Het is een rijtje met 4 woningen.
2.5.
In de periode van 8 oktober 2018 tot en met 10 februari 2019 ontvangt Woonwaard met enige regelmaat van [XX] klachten over harde muziek in de nacht, afkomstig van [gedaagde] .
2.6.
Op 24 januari 2019 constateert de wijkagent (blijkens zijn mutatierapport) naar aanleiding van een melding van geluidsoverlast door [XX] dat [gedaagde] een geluidsbox tegen de gemeenschappelijke muur heeft staan met als doel het geluid zoveel mogelijk richting de buren te richten. De politie heeft op 1 maart 2019 de geluidsapparatuur van [gedaagde] in beslag genomen.
2.7.
Vanaf 5 februari 2019 klaagt [XX] regelmatig bij Woonwaard dat hij last heeft van bromgeluiden en trillingen afkomstig uit de woning van [gedaagde] .
2.8.
Bij brief van 11 maart 2019 sommeert Woonwaard [gedaagde] de door hem veroorzaakte geluidsoverlast te staken en getaakt te houden.
2.9.
Op 31 mei 2019 is een rapport opgesteld naar aanleiding van een geluidonderzoek door Ing. P. de Boer van dBO-advies B.V. (verder: dBO-advies) op verzoek van Woonwaard op het adres [adres 2] over de periode 4 tot en met 18 april 2019. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in:
(…)
Het thans voorliggende onderzoek heeft betrekking op de geluidsuitstraling in het woonperceel [adres 2] . De woning wordt bewoond en de klachten welke geuit zijn betreffen diverse lage zoem- en trillingsgeluiden welke binnenkomen van buiten het woonperceel.
Hieromtrent is een duurmeting uitgevoerd centraal in de woonkamer van de woning voor een periode van 14 aaneengesloten dagen. De meetopstelling is geplaats van donderdag 4 april tot donderdag 18 april 2019 en heeft 24 uur per dag het geluidniveau gemonitord.
(…)
Naar aanleiding van de besproken klachten van lage bromtonen is aansluiting gezocht bij de laag-frequent curve van de Nederlandse Stichting Geluidhinder.(kantonrechter: NSG)
(…)
Bespreking meetresultaten
4.2.1.
Momentaan geluidsniveau (Lp)
In onderstaande figuur zijn de gemeten waarden vanuit tabel 3 grafisch weergegeven. Tot gemiddeld de 40 tot 45 Hz frequentieband blijven de waarden onder de NSG-curve maar daarna zijn er diverse overschrijdingen zichtbaar. De overschrijvingen zijn voor het overgrote deel te zien in de 80 en 100 Hz band. Als we deze overschrijdingen nader analyseren betreft dit merendeel te worden veroorzaakt door diverse lage zoemgeluiden welke soms lang maar soms kort beduidend aanwezig zijn. (…)
Dit soort voorgenoemde fragmenten zijn steeds terug te vinden in het totaal van 198 fragmenten. Het betreft steeds een soort zoemend soms wisselend trillend geluid. Het geluid is veelal in de nacht het sterkst maar komt ook in de middag en avond door.
(…)
5.2.
Organisatorische maatregelen
(…)
De overlastmomenten betreffen hoofdzakelijk het geluid van vermoedelijk nabijgelegen apparatuur. Nader onderzoek ter plaatse is hier een pré. De overschrijdingen worden bepaald door een steeds meetbaar en met versterking hoorbaar zoemend tot trillend geluid. Het geluid zelf laat zich soms kenmerken met wisselt aan- en aanzwellend niveau.
5.3.
Maatregelen aan de bron
De bron betreft vooralsnog geen raakvlak met het leefpatroon van de bewoners zelf. Het signaal cq ‘zoem/tril’ geluid komt, zoals nu de meetresultaten laten zien, van buiten de woning. Het opsporen en stopzetten van naastgelegen installatie of apparatuur is een vereiste.
5.4.
Maatregelen in het overdracht gebied
Op grond van de meetresultaten bestaat het vermoeden dat de verschillende gemeten signalen vanuit een soort installatie/apparatuur van mogelijk naastgelegen woning afkomstig is. Gelet de sterkte van de lagere frequenties is het zeer moeilijk om nadere reductie door te voeren in de woningscheidende constructies. (…)”
2.10.
In de e-mail van 12 juni 2019 van [AA] , werkzaam bij de administratie van dBO-advies, aan Woonwaard staat het volgende:
‘”
Gelet op de sterkte van overwegend ¾ van de fragmenten is hetniet reeldat het geluid van andere woningen afkomstig is dan de direct aanpandige woning.
Gelet op de sterkte van ¼ van de fragmenten zou het theoretisch mogelijk zijn dat sommige fragmenten van ver af neerstralen op al deze woningen. Ofwel dat het geluid veraf neervalt op het woningblok. Dit mogelijkheid kan bestaan. Echter samenvattend geeft het overgrote deel van het onderzoek aan dat het geluid aanpandig binnenstraalt vanaf naastgelegen woning.”
2.11.
Bij brief van 14 juni 2019 geeft Woonwaard aan [gedaagde] de mogelijkheid om de huur op te zeggen, zodat een gerechtelijke procedure kan worden voorkomen. [gedaagde] heeft de huur niet opgezegd.
2.12.
In de periode van juli tot en met november 2019 ontvangt Woonwaard diverse klachten van [XX] over de bromtonen. Uit die klachten en door [XX] overlegde verklaringen van derden komt het volgende naar voren. [XX] en hun dochter ervaren door de bromtoon pijn in de spieren, het gevoel onder stroom te staan, oplopende hartslag, slecht zien, prikkende vingers, doof gevoel in de huid, duizeligheid, hoofdpijn, druk op de oren, benauwdheid en desoriëntatie. De toon is er niet permanent, voornamelijk in de namiddag en de nacht/vroege ochtend. De brom gaat ook aan en uit als [gedaagde] niet thuis is. De vriend van de dochter van [XX] heeft verklaard de bromtoon te hebben waargenomen en hier duizelig van te worden. De kleindochter van [XX] beschrijft een bromgeluid dat zeer doet aan je oren. De bewoner van [adres 3] heeft in de woning van [XX] een vreemd gezoem waargenomen waar hij duizelig en misselijk van werd. De schoondochter van [XX] heeft in de woning last van druk op de oren en tintelingen in de voeten. In augustus 2019 heeft [XX] straling werend materiaal op de scheidsmuren aangebracht. Dit werkt niet afdoende. [XX] slaapt geregeld elders om de overlast te ontvluchten.
2.13.
Op 7 augustus 2019 brengt de politie een bestuurlijke rapportage uit. De politie geeft de gemeente Alkmaar in overweging om het bestuurlijke instrumentarium in te zetten.
2.14.
Bij e-mail van 9 augustus 2019 nodigt de gemachtigde van [gedaagde] Woonwaard uit om in de woning van [gedaagde] een nader geluidsonderzoek te laten doen. Woonwaard gaat niet op die uitnodiging in.
2.15.
Op 20 september 2019 voert Valersi Geluidbureau in opdracht van [gedaagde] tussen 6.45 uur en 7.30 uur geluidsmetingen uit in de woning [adres] . Bij brief van 17 oktober 2019 concludeert Ing. M. Vrancken het volgende – zover relevant – :
(…)
De mail van mevrouw [AA] met de uitspraak waarin de bron van het geluid wordt geduid komt uit het niets. (…)
Onderzoeksopzet
Ten eerste was het doel van het onderzoek een andere dan de oorzaak vast te stellen. Volgens de inleiding is het doel de geluidssituatie in de woning met nummer [adres 2] door meting vast te stellen. Ik kan in het rapport geen werkzaamheden, handelingen, maatregelen vinden waardoor het mogelijk is de bron van het geluid vast te stellen. Ook zie ik geen gronden om aan de hand van de resultaten conclusies te trekken aangaande de bron. In de onderstaande tabel, afkomstig uit het rapport van dBO, is af te leiden dat het gemiddeld geluidsniveau van alle registraties niet hoger is dan 25 dB(A). Pas wanneer het gemiddelde geluidsniveau de grenswaarde van 35 dB(A) etmaalwaarde overschrijdt, is sprake van overlast. Ook is te zien dat het geluid in de octaafbandmiddenfrequentie van 50 Hz het meest vertegenwoordigd is. Het lichtnet heeft een frequentie van 50 Hz en deze waarde is in heel Nederland in de buurt van het lichtnet waarneembaar. Uit de grafiek van pagina 13 van 18 uit dBO advies B.V. is af te leiden dat de meetwaarden niet hoger zijn dan 25 dB(A) en dus niet als hinder volgens de NSG-richtlijnen laagfrequent geluid zijn aan te merken.
(…)
Samengevat is het rapport van dBO advies B.V., met meetresultaten verzameld over 14 dagen, tot stand gekomen op een andere wijze dan waarvoor het nu gebruikt wordt. Het is ook niet bruikbaar door het verkeerd toepassen van de NSG richtlijn en toont in ieder geval niet aan dat de geluiden die in het rapport staan afkomstig zijn vanuit uw woning.
(…)
De bronnen van Lf-geluid zijn vaak industrieel, maar de juiste bron is alleen met gespecialiseerd onderzoek te duiden omdat ze op grote afstand kunnen worden opgewekt en als overlast kunnen optreden. LF-geluid is ook te voelen in de ledematen. Er is gespecialiseerde apparatuur nodig om het op te sporen.
(…)
Samenvatting
Tijdens de door mij uitgevoerd metingen op 20 september 2019 tussen 6.45 uur en 7.30 uur was volgens u het hinderlijke geluid aanwezig. In uw woning heb ik voornamelijk geluid met lagere frequenties gemeten dan 20Hz, dat wordt doorgaans aangeduid als trillingen.
Uitgaan van de NSG-richtlijn laag frequent geluid, is het gemeten geluid niet als hinder aan te merken. Dat komt omdat de richtlijn een grenswaarde hanteert van 35 dB(A) etmaalwaarde, dat is 25 dB(A) in de nacht. Deze wordt in uw woning niet overschreden.
De overlast die u ervaart wordt veroorzaakt door nog lager frequent geluid, namelijk trillingen. Gezien het vreemde gedrag van If-geluid en trillingen kan de bron ook op grote afstand liggen. Het is onwaarschijnlijk dat het geluid dat gemeten is bij uw buren vanuit uw woning afkomstig is.
(…)
2.16.
Bij brief van 31 januari 2020 reageert dBO-advies op het rapport van Valersi Geluidbureau. dBO-advies geeft – kort gezegd – aan dat in het rapport niet de uitgangspunten uit de NSG richtlijn zijn gevolgd. Het betreft een momentopname, een kort incidenteel onderzoek op basis waarvan geen uitspraak kan worden gedaan over het door [XX] ervaren laagfrequent geluid. dBO-advies gaat in op de opmerkingen van Valersi Geluidbureau bij haar rapport. Op pagina 4 van de reactie van dBO-advies staat: “
uit de resultaten blijkt dat de frequenties 80 en 100 Hz een sterke overschrijding geven ten opzichte van de NSG curve. De geluidsniveaus van deze twee frequenties zijn dermate hoog en krachtig dat deze van dichtbij afkomstig moeten zijn. Hierbij wordt vervolgens gekeken naar het buitenniveau op straat in verband met het uitsluiten van eventueel omgevingslawaai. Hieruit bleek dat deze niet op de gemeten hoge niveaus van de 80 en 100 band zijn vastgelegd. Binnen in de woning zijn deze wel vastgelegd. Eigen apparatuur en installaties zijn uitgesloten. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat het geluid hoe dan ook vanuit omliggende aanpandige woningen binnenstraalt.”
2.17.
Bij brief van 12 februari 2020 reageert Valersi Geluidbureau op de brief van dBO-advies van 31 januari 2020. Hierin staat onder meer: “
Er is niet op wetenschappelijke wijze een geluidsbron aangewezen door de onderzoeker omdat de geluidsmeting geen richting informatie geeft. (…) Samengevat zijn de gemeten waarden bij meneer [gedaagde] zodanig laag dat niet verwacht mag worden dat die in de naastgelegen woning (door toedoen van meneer [gedaagde] ) hoger zullen zijn. (…) De NSG richtlijn is gebaseerd op hoorbaarheid en niet op hinderlijkheid. Indien de meetresultaten van dBO –advies getoetst worden aan de curve van gerenommeerde deskundigen (DCMR en Vercammen curve) inzake hinderlijkheid, is in beide woningen geen sprake van hinderlijk geluid (behalve 8 april 2019 om 22:36 uur). (…) De door dBO-advies gekozen onderzoeksopzet en het onderzoek heeft niet de kenmerken om daarmee de bron van het geluid aan te wijzen. Het onderzoek kan dan ook geen oorzakelijk verband vaststellen tussen het gemeten geluid, de woning en het gedrag van meneer [gedaagde] .”
2.18.
In een notitie van 27 februari 2020 reageert dBO-advies op de brief van Valersi Geluidbureau van 12 februari 2020. dBO-advies geeft aan dat de NSG richtlijn wel degelijk kan worden gehanteerd om hinder vast te stellen. Hierbij wordt erop gewezen dat er diverse momenten zijn waarop de curve ruimschoots is overschreven, juist op het moment dat [XX] de meetinstelling heeft geactiveerd. De klachtuiting is dus meetbaar vastgesteld. dBO–advies herhaalt de conclusie uit haar oorspronkelijke onderzoek. Nader onderzoek is noodzakelijk, aldus dBO-advies.

3.De vordering

3.1.
Woonwaard vordert dat de kantonrechter de tussen partijen gesloten huurovereenkomst met onmiddellijke ingang ontbindt, met veroordeling van [gedaagde] tot ontruimen en ontruimd houden en te verlaten de woning aan de [adres] met alle daarin van hem, de zijnen en derden aanwezige personen en zaken, zodanig dat de woning leeg en bezemschoon wordt opgeleverd en wel binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis onder afgifte van alle sleutels aan Woonwaard, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] in gebreke blijft deze veroordeling na te komen. Woonwaard vordert tevens [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 546,95 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat de woning niet is ontruimd, met ingang van 1 september 2019, zulks totdat de woning is ontruimd en te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vordert Woonwaard de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Woonwaard legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] zodanige ernstige overlast veroorzaakt aan omwonenden dat zij in de onderhavige procedure ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vordert. Woonwaard heeft aan [gedaagde] vele malen laten weten dat de overlast die door hem wordt veroorzaakt dient te worden gestaakt. Niet alleen op het huidige adres maar ook op het vorige adres dat [gedaagde] van Woonwaard huurde veroorzaakte hij ernstige overlast. Woonwaard heeft meerdere malen geprobeerd om met [gedaagde] , de GGZ en de wijkagent tot een oplossing te komen. [gedaagde] gaat echter door met het veroorzaken van overlast. [gedaagde] handelt hiermee telkens in strijd met zijn verplichting uit hoofde van de huurovereenkomst. Woonwaard stelt zich op het standpunt dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is, omdat er uit hetgeen hiervoor is gesteld en bewezen is gebleken dat er sprake is van tekortkomingen aan de zijde van [gedaagde] in de uitvoering van de huurovereenkomst tussen partijen.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat ook hij geluidsoverlast ervaart van de buren/omwonenden. [gedaagde] stoort zich eveneens aan een brommend geluid, dat met name ’s-nachts en daarnaast op onregelmatige momenten hoorbaar is.
4.2.
Tot oktober 2018 is er geen enkele melding van geluidsoverlast, veroorzaakt door [gedaagde] c.q. waarvan [gedaagde] de vermeende veroorzaker zou zijn, gedaan. Het standpunt van Woonwaard dat [gedaagde] al lange tijd voor geluidsoverlast zorgt, is dan ook feitelijk onjuist en wordt door [gedaagde] betwist. De sporadische meldingen uit 2007 en 2015 staan volledig los van de meldingen vanaf 2018.
4.3.
Woonwaard heeft, na de enkele klachten in oktober 2018, op geen enkele manier zelf eerst contact opgenomen met [gedaagde] . Er zijn twee gesprekken geweest met [gedaagde] waarvan gespreksverslagen ontbreken. [gedaagde] gaf in deze gesprekken namelijk aan dat ook hij geluidsoverlast in de vorm van een brommend geluid ondervond. Omdat Woonwaard niets voor [gedaagde] doet, is dat de reden geweest dat hijzelf een tegenactie heeft ondernomen door een tegengeluid in de vorm van muziek te maken.
4.4.
[XX] is in augustus 2017 naast [gedaagde] komen wonen. Tot oktober 2018 zijn er geen problemen geweest tussen partijen. Medio 2018 zijn de overlastproblemen begonnen. Echter niet alleen voor [XX] maar ook voor [gedaagde] . [gedaagde] stelt dat ook hij sinds die tijd last heeft van een zoemend/trillend geluid, dat met name gedurende de nacht erg vervelend is. [gedaagde] weet niet waar dit geluid vandaan komt. Hij vermoedt dat zijn buren dit hinderlijke geluid veroorzaken. Hierover heeft hij geklaagd bij de buren en telefonisch bij Woonwaard. Omdat er door Woonwaard niets werd gedaan met zijn klachten probeerde hij dit te overstemmen door zijn eigen muziek/tv zo nu en dan harder te zetten. In die zin erkent [gedaagde] dus dat hij incidenteel geluidsoverlast heeft veroorzaakt, maar de reden daarvan is dat hij zelf geluidsoverlast ondervond.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat een huurder is gehouden zich als goed huurder te gedragen. Dit betekent onder meer dat hij zich dient te onthouden van het veroorzaken van overlast voor omwonenden. Hierop is [gedaagde] ook gewezen in artikel 6.6. van de algemene huurvoorwaarden.
5.2.
Indien de huurder overlast veroorzaakt, is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Ook voor een huurovereenkomst van woonruimte geldt dat iedere tekortkoming in de nakoming de verhuurder het recht geeft de huur te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het gevolg van ontbinding is dat een huurder zijn woning, een eerste levensbehoefte, zal moeten ontruimen en op straat komt te staan. Dat betekent in dit geval dat alleen wanneer sprake is van een ernstige, structurele en actuele overlast door [gedaagde] ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. Die overlast moet wel objectief komen vast te staan. De stelplicht en de bewijslast rust op Woonwaard.
5.3.
Woonwaard heeft gesteld dat [gedaagde] ernstige overlast voor [XX] veroorzaakt. Uit de door Woonwaard naar voren gebrachte feiten en omstandigheden begrijpt de kantonrechter dat de bedoelde overlast enerzijds te maken heeft met harde muziek en anderzijds met een bromtoon. De feiten en omstandigheden die Woonwaard heeft gesteld aangaande het vorige huurcontract van [gedaagde] zijn voor deze procedure niet relevant, nu ontbinding van het onderhavige huurcontract wordt gevraagd en de gestelde tekortkoming daarop betrekking moet hebben. Evenmin acht de kantonrechter de feiten en omstandigheden relevant die betrekking hebben op de vorige huurder van de woning van [XX] , omdat de gestelde overlast – wat daar ook van zij – niet meer actueel is.
5.4.
Dat [XX] in de periode van oktober 2018 tot 1 maart 2019 geluidsoverlast heeft ervaren door harde muziek van [gedaagde] neemt de kantonrechter als vaststaand aan op basis van de klachten van [XX] , de bestuurlijke politierapportage en de erkenning door [gedaagde] dat hij harde muziek heeft gedraaid, naar hij zegt om de door hem gehoorde bromtoon te overstemmen. [gedaagde] heeft zich zo doende niet als een goed huurder gedragen. Ook al ervaarde [gedaagde] overlast van een bromtoon, dat gaf hem nog niet het recht om zijn buren met harde muziek slapeloze nachten te bezorgen. Er is op dit punt dus sprake van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Terecht heeft Woonwaard naar voren gebracht dat die tekortkoming niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Wel staat vast dat de politie op 1 maart 2019 de geluidsapparatuur van [gedaagde] in beslag heeft genomen en dat nadien geen (althans geen structurele) overlast meer is ervaren van harde muziek. Immers, de overlast die nadien door [XX] is ervaren heeft voornamelijk te maken met een bromtoon en niet met muziek. De structurele overlast door harde muziek is dus niet meer actueel. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat deze tekortkoming op zichzelf de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigt.
5.5.
De overlast door een bromtoon is wel degelijk actueel en vormt ook het kernpunt van deze zaak. Deze overlast heeft blijkens de klachten van [XX] een zeer grote impact op diens dagelijks leven en gezondheid. [gedaagde] ontkent het bestaan van de bromtoon en de bijbehorende overlast niet. Sterker nog, hij stelt dat hij zelf ook overlast ervaart van een bromtoon. [gedaagde] ontkent echter dat hij de bromtoon veroorzaakt.
5.6.
Zoals hiervoor onder 5.2. is overwogen is het aan Woonwaard om te stellen en te bewijzen dat het [gedaagde] is die de bromtoon veroorzaakt en dat dit een tekortkoming in de huurovereenkomst oplevert. Woonwaard heeft daartoe een rapportage van dBO-advies in het geding gebracht. Deze rapportage heeft [gedaagde] gemotiveerd betwist met de rapportage van Valersi Geluidsbureau. Beide bureaus hebben over een weer op elkaars standpunten gereageerd.
5.7.
De kantonrechter komt op basis van de bovengenoemde rapporten en nadere reacties tot het oordeel dat op dit moment door Woonwaard niet is aangetoond dat de bromtoon uit de woning van [gedaagde] afkomstig is. Zij overweegt daartoe als volgt.
5.8.
Op basis van de stukken van dBO-advies, mede gelet op de weerlegging daarvan door Valersi Geluidsbureau, kan niet met zekerheid worden vastgesteld wat de oorzaak en de herkomst is van de bromtoon. dBO-advies heeft het in het oorspronkelijk rapport van 31 mei 2019 slechts over een “vermoeden” dat de gemeten signalen vanuit een soort installatie/apparatuur van “mogelijk naastgelegen woning afkomstig” zijn. dBO-advies geeft aan dat nader onderzoek noodzakelijk is. Aan de e-mail van 12 juni 2019 van dBO-advies kent de kantonrechter niet het gewicht toe dat Woonwaard daaraan toekent. Terwijl in het rapport staat dat nader onderzoek nodig is naar de bron, wordt in de e-mail, zonder dat nader onderzoek is verricht, geconcludeerd dat het niet reëel is dat het geluid van andere woningen afkomstig is dan de direct aanpandige woning. Waar die (nieuwe) conclusie op is gestoeld wordt niet duidelijk. Indien dit reeds op grond van de bestaande onderzoeksgegevens had kunnen worden vastgesteld, had voor de hand gelegen om deze voor dit dossier belangrijke conclusie in het rapport zelf op te nemen. In de notitie van 31 januari 2020 van dBO-advies wordt uit het gegeven dat eigen apparatuur van [XX] is uitgesloten de conclusie getrokken dat het geluid hoe dan ook vanuit omliggende aanliggende panden binnenstraalt. Dat dit de enige conclusie is, is zonder nadere toelichting van de zijde van Woonwaard of haar deskundige niet te volgen. Zoals de gemachtigde van [gedaagde] ter zitting reeds naar voren bracht staat de mogelijkheid open dat de bromtoon van buiten komt. Bovendien is er nog een woning aangrenzend aan de woning van [XX] . De kantonrechter wijst erop dat dBO-advies in de reactie van 27 februari 2020 zelf ook aangeeft dat nader onderzoek naar de bron nodig is.
5.9.
Verder is het ook aan Woonwaard om, indien zou komen vast te staan dat de bromtoon uit de woning van [gedaagde] komt, aan te tonen dat deze bromtoon aan handelen of nalaten van [gedaagde] is te wijten. Tot nu toe is dat niet gebleken. Als het geluid al via de woning van [gedaagde] zou “binnenstralen”, zoals dBO-advies dat noemt, zou dit ook kunnen, zonder dat [gedaagde] hier de hand in heeft. Ook al zou de bromtoon komen van een apparaat in de woning van [gedaagde] , dan brengt dit niet automatisch een tekortkoming van [gedaagde] mee. Daarvoor is meer vereist, bijvoorbeeld dat [gedaagde] wetenschap heeft van dat apparaat/de bromtoon en geen actie heeft ondernomen of de bromtoon of het geluid moedwillig veroorzaakt. Dat daarvan sprake is, heeft Woonwaard niet met stukken onderbouwd.
5.10.
Dat [gedaagde] tegen de politie zou hebben gezegd (zo staat in de bestuurlijke politierapportage) op 31 december 2018 dat als de buren pesten hij terug pest, is onvoldoende om aan te nemen dat [gedaagde] het bromgeluid moedwillig veroorzaakt, te meer omdat het destijds ging om het produceren van harde muziek. Dat [gedaagde] in reactie op de door hem ervaren overlast zelf overlast is gaan veroorzaken anders dan door het produceren van harde muziek is niet komen vast te staan. De enkele verklaring bij de politie is daarvoor onvoldoende.
5.11.
De conclusie is dat Woonwaard niet heeft aangetoond dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Woonwaard heeft bewijs aangeboden. Gelet echter op het feit dat de door partijen ingeschakelde onderzoeksbureaus het vakinhoudelijk niet met elkaar eens worden en voorzienbaar is dat een nader rapport van de zijde van de deskundige van Woonwaard tot hernieuwde discussies zal leiden en mogelijk niet tot de vereiste duidelijkheid over de bromtoon, ziet de kantonrechter aanleiding om een onafhankelijke deskundige de zaak te laten beoordelen. De kantonrechter is dan ook voornemens een deskundigenbericht te bevelen.
5.12.
Partijen hebben ter zitting desgevraagd medegedeeld aan de kantonrechter dat zij medewerking zullen verlenen aan een onderzoek door een deskundige. Zij hebben ermee ingestemd dat de te benoemen deskundige de woning van [XX] en [gedaagde] mag betreden voor het onderzoek. Tevens hebben zij ermee ingestemd dat het onderzoek (eventueel) onaangekondigd zal plaatsvinden.
5.13.
Partijen zullen zich mogen uitlaten over de identiteit en de specifieke deskundigheid van de te benoemen deskundige. De kantonrechter verzoekt partijen daarbij in overleg te treden om te bezien of zij het eens kunnen worden over de persoon van de te benoemen deskundige. In het geval partijen het daarover niet eens kunnen worden verzoekt de kantonrechter partijen in hun akte aan te geven of er, en zo ja welke, bezwaren (er) bestaan tegen de door hun respectieve wederpartij voorgestelde deskundige(n).
5.14.
Met betrekking tot de kosten van de deskundige wordt partijen meegegeven dat de kantonrechter van oordeel is dat Woonwaard met betaling van het door de deskundige te begroten voorschot moet worden belast, nu zij ingevolge het bepaalde in artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de bewijslast van de gestelde tekortkoming heeft.
5.15.
Voorts dient te worden bepaald welke vragen aan de deskundige ter beantwoording worden voorgelegd. De kantonrechter stelt de volgende vragen voor:
a. a) Is er in de woning van [XX] aan de [adres 2] sprake van sprake van een bromtoon en/of laagfrequent geluid en/of trillingen die de in de wetenschap gangbare normen/richtlijnen voor het bepalen van overlast overschrijdt? Zo ja:
b) waaruit bestaat de overlast?
c) welk installatie veroorzaakt de bromtoon en/of laagfrequent geluid en/of trillingen en waar is deze installatie gesitueerd?
d) welke maatregelen kunnen worden genomen om de overlast weg te nemen?
5.16.
Partijen worden eveneens in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de aan de deskundige te stellen vragen.
5.17.
Het deskundigenbericht zal enige tijd in beslag zal nemen. Dit is niet wenselijk omdat [gedaagde] en [XX] in een uiterst gespannen situatie met elkaar als buren moeten leven. Juridisch ziet de kantonrechter in deze procedure geen andere optie dan een deskundige te benoemen omdat Woonwaard het bewijs niet rond heeft. De kantonrechter geeft Woonwaard en [gedaagde] nadrukkelijk in overweging om, ten einde dit geschil definitief op te lossen, met elkaar (eventueel ondersteund door maatschappelijk werk) in overleg te treden om een spoedige verhuizing van [gedaagde] naar een passende woning mogelijk te maken. [gedaagde] heeft ter zitting aangegeven niet afwijzend te staan tegenover een verhuizing, mits er een passende woning voor hem beschikbaar is.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 13 mei 2020 te 09.30 uur;
6.2.
bepaalt dat partijen zich op voornoemde roldatum uitlaten over hetgeen onder rechtsoverwegingen 5.13. en 5.15. is overwogen;
6.3.
houdt iedere (verdere) beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter