ECLI:NL:RBNHO:2020:2848

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 april 2020
Publicatiedatum
15 april 2020
Zaaknummer
C/15/292734 / HA ZA 19-552
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige ontruiming van franchisevestiging zonder redelijke opzegtermijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser/verweerder], handelend onder de naam The Döner Company, en de besloten vennootschap Delcata B.V. De procedure betreft een franchiseovereenkomst die op 29 maart 2018 is gesloten tussen partijen voor de exploitatie van een vestiging van The Döner Company op het NS-station te Alkmaar. Delcata heeft de franchiseovereenkomst per direct ontbonden en de vestiging ontruimd, wat [eiser/verweerder] als onrechtmatig heeft bestempeld. De rechtbank oordeelt dat Delcata onzorgvuldig heeft gehandeld door de overeenkomst zonder redelijke opzegtermijn te beëindigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Delcata niet de juiste procedure heeft gevolgd en dat de beëindiging van de overeenkomst niet rechtsgeldig was. De rechtbank heeft [eiser/verweerder] in het gelijk gesteld en Delcata veroordeeld tot schadevergoeding van € 21.000,00, alsook tot betaling van de proceskosten. In reconventie heeft Delcata vorderingen ingesteld tegen [eiser/verweerder] voor een totaalbedrag van € 58.866,19, maar de rechtbank heeft deze vorderingen grotendeels afgewezen, met uitzondering van een bedrag van € 11.457,04 dat [eiser/verweerder] aan Delcata moet betalen. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/292734 / HA ZA 19-552
Vonnis van 15 april 2020
in de zaak van
[eiser/verweerder],
handelend onder de naam [eiser/verweerder], voorheen handelend onder de naam The Döner Company
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A. Hashem Jawaheri te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DELCATA B.V.,
gevestigd te Zaanstad,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.M. Feringa te Zaandam.
Partijen zullen hierna [eiser/verweerder] en Delcata genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 oktober 2019
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 februari 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Delcata exploiteert een franchiseketen van horecazaken onder de naam The Döner Company.
2.2.
Op 29 maart 2018 heeft Delcata met [eiser/verweerder] een franchiseovereenkomst gesloten met betrekking tot de exploitatie van de vestiging van The Döner Company op het NS‑station te Alkmaar. Delcata en [eiser/verweerder] hebben gelijktijdig huurovereenkomsten gesloten voor het gebruik van de vestiging en de inventaris.
2.3.
In de franchiseovereenkomst is (onder meer) het volgende bepaald:
"(…)
Artikel 7 – vestigingspunt
(…)
7.5. (…)
In geval van beëindiging van de franchiseovereenkomst op welke grond ook, zal daarom tevens de overeenkomst tot gebruik van het vestigingspunt per diezelfde datum een einde nemen, zonder dat daarvoor een separate opzegging is vereist.
(…)
Artikel 9 – inrichting en huur inventaris
(…)
9.5
Ingeval van beëindiging van de franchiseovereenkomst op welke gronden dan ook, zal daarom tevens de huurovereenkomst inventaris en omgekeerd per diezelfde datum eindigen, zonder dat daarvoor een aparte opzegging is vereist, behoudens voor zover rechtens vaststaat dat beëindiging van de franchiseovereenkomst het directe gevolg is van een toerekenbare tekortkoming van de zijde van franchisegever.
(…)
Artikel 14 – inkoop, prijzen en voorwaarden
14.1
Franchisenemer zal de tot het assortiment behorende producten, voorzover die spijzen behoren tot het verplicht gestelde assortiment, alsmede voor zoveel mogelijk ook andere dranken en prijzen, die niet tot het assortiment behoren, inkopen bij de door haar aangewezen leveranciers, ook wel te noemen "de contractleveranciers".
(…)
Artikel 15 – overige verplichtingen franchisenemer
(…)
15.5
Franchisenemer dient te beschikken over de vereiste diploma's voor de exploitatie van zijn franchisevestiging en dient zelf zorg te dragen voor het verkrijgen van de vereiste vergunningen.
Indien franchisenemer geen exploitatievergunning verkrijgt uiterlijk binnen zes maanden na sluiting van deze overeenkomst, eindigt met onmiddellijke ingang deze overeenkomst zomede de tussen partijen gesloten gebruiksovereenkomst vestigingspunt.
(…)
Artikel 24 – vergoedingen en betaling
24.1
Ter zake het aan franchisenemer verleende recht tot exploitatie van de franchisevestiging en toegezegde prestaties, zoals in deze overeenkomst omschreven, zal franchisenemer franchisegever betalen:
a. een eenmalig entreegeld ad € 5.000,- exclusief BTW,
b. een franchisevergoeding ad 12% van de door de franchisenemer gerealiseerde maandomzet exclusief BTW met een vast voorschot bedrag van € 1.284,48 per maand exclusief BTW,
c. de 1e drie maanden ontvangt franchisenemer een korting van € 942,34 per maand exclusief BTW.
(…)
Artikel 25 – looptijd overeenkomst
25.1
De onderhavige overeenkomst tussen partijen is aangegaan voor een periode van 23 maanden, te rekenen vanaf 01-04-2018 en zal derhalve zijn geëindigd op 29-02-2020.
(…)
Artikel 26 – tussentijdse beëindiging
26.1
Indien:
(…)
b. franchisegever of franchisenemer enige verplichting voortvloeiende uit deze overeenkomst niet, althans niet volledig nakomt;
(…)
heeft de wederpartij het recht – ingevallen als omschreven in 26.1.b nadat de nalatige partij uitdrukkelijk schriftelijk tot nakoming is gesommeerd en met inachtneming van een termijn van 30 dagen in gebreke is gesteld – de onderhavige overeenkomst onmiddellijk en zonder rechterlijke tussenkomst te ontbinden (…)
Artikel 27 – tussentijdse beëindiging door franchisegever
27.1
Franchisegever heeft het recht deze overeenkomst met onmiddellijke ingang en zonder rechterlijke tussenkomst op te zeggen of te ontbinden, indien franchisenemer een of meer van de volgende verplichtingen niet nakomt:
- de huurovereenkomst tussen franchisegever en verhuurder wordt beëindigd;
- de exploitatievergunning van franchisenemer wordt ingetrokken dan wel niet wordt afgegeven
(…)
Artikel 30 – boetebeding
30.1
Indien franchisenemer in strijd handelt met het bepaalde in artikel 3.2, 7.1, 7.2, 9.1, 13, 14.1, 16.4, 16.5, 17, 23, 28, 29, en 31.1 en ook na schriftelijke aanmaning nalatig blijft in zijn genoemde artikelen verplichtingen na te komen dan wel zich van de daarin verboden handelingen te onthouden, verbeurt franchisenemer een direct opeisbare boete van 10.000,- per overtreding, alsmede een direct opeisbare boete van € 1.500,- per dag of een gedeelte daarvan zolang de nalatigheid voortduurt, onverminderd het recht van franchisegever om, indien de door zijn geleden schade meer dan het totale boetebedrag mocht belopen, volledige schadevergoeding te vorderen, dan wel nakoming van de verplichtingen van franchisenemer te vorderen.
(…)
2.4.
Bij brief van 17 september 2018 heeft Delcata aan [eiser/verweerder] het volgende geschreven:
"(…)
Conform artikel 14 – inkoop, prijzen en voorwaarden – van de met u overeengekomen franchiseovereenkomst bevestigen wij nogmaals dat u verplicht bent uw gehele assortiment in te kopen bij de door ons aangewezen leverancier, de zogenaamde contractleveranciers. (…)Mochten wij vaststellen dat u zich niet of niet volledig houdt aan deze inkoopeis, dan wijn wij genoodzaakt de samenwerking met u te beëindigen en alle hierdoor ontstane directe en indirecte schade op u te verhalen.
(…)"
2.5.
Delcata heeft [eiser/verweerder] bij brief van 27 februari 2019 een ingebrekestelling gestuurd, waarin onder meer het volgende staat:
"(…)
Tijdens diverse winkelbezoeken is geconstateerd dat u zich niet houdt aan artikel 14 en inkopen doet bij niet contract leveranciers. Op 17 september hebben wij u hierover een brief gestuurd. (...) Nader onderzoek van uw dossier heeft uitgewezen dat u nog steeds inkopen doet bij niet contract leveranciers.
Wij zullen de overeenkomst met u beëindigen indien blijkt dat u na 30 dagen de verplichtingen uit uw overeenkomst niet nakomt."
2.6.
Delcata heeft bij brief van 12 maart 2019 [eiser/verweerder] gevraagd om een gewaarmerkte kopie van zijn exploitatievergunning en erop gewezen dat hij zonder deze vergunning de winkel niet mag exploiteren en de overeenkomst per direct eindigt. Bij brief van 11 april 2019 is dit verzoek herhaald.
2.7.
Bij e-mailbericht van 1 april 2019 heeft Delcate aan [eiser/verweerder] het rapport van Inspectiebedrijf Rentokil doorgestuurd met het verzoek de aanbevelingen van Rentokil met betrekking tot het schoonhouden van de winkel direct op te pakken, zodat deze bij een her-controle niet meer voorkomen. Bij e-mailberichten van 2 mei en 1 juli 2019 is dit verzoek herhaald. Delcata heeft vervolgens [eiser/verweerder] op 9 juli 2019 bericht dat Bureau de Wit aan Delcata heeft gerapporteerd dat The Döner Company Alkmaar bij een audit op hygiëne ondermaats heeft gescoord. Delcata heeft [eiser/verweerder] verzocht om voor 1 augustus 2019 met een plan van aanpak te komen om bij een volgende her-inspectie een goed resultaat te krijgen.
2.8.
Op 19 juli 2019 heeft [A.], commercieel manager bij Delcata (hierna: [A.]), via WhatsApp aan [eiser/verweerder] het volgende medegedeeld:
“Salam Roshat kan je mij belle Alkmaar deze mand last mand ns wil trug”.
2.9.
[A.] heeft er vervolgens (eveneens via WhatsApp) bij [eiser/verweerder] op aangedrongen de vestiging op het station Alkmaar voor 29 juli 2019 te ontruimen. Hij heeft daarbij aangegeven dat dit niet te maken heeft met de huurbetalingen, maar met de afspraken met NS. [A.] heeft [eiser/verweerder] ter compensatie de exploitatie aangeboden van een vestiging van The Döner Company in Haarlem. [eiser/verweerder] is niet op het ontruimingsverzoek ingegaan.
2.10.
Delcata heeft bij brief van 29 juli 2019 [eiser/verweerder] verzocht om binnen 7 dagen een bedrag van € 31.926,65 te voldoen, vanwege onterecht verleende kortingen op de franchisevergoeding en huur van de inventaris over de periode juli 2018 – augustus 2019. Delcata heeft daaraan toegevoegd dat zij bij niet tijdige betaling tot ontbinding van de overeenkomst zal overgaan.
2.11.
Eveneens op 29 juli 2019 heeft Delcata [eiser/verweerder] aangeschreven om uiterlijk 1 augustus 2019 het verschuldigde entreegeld van € 5.000,00 aan haar te voldoen en dat bij niet tijdige betaling de overeenkomst per direct wordt opgezegd.
2.12.
Delcata heeft voorts bij brief van 29 juli 2019 aan [eiser/verweerder] een boete opgelegd van € 103.000,00 wegens schending van de contractuele inkoopverplichting bij contractleveranciers en [eiser/verweerder] gesommeerd het bedrag van € 103.000,00 per omgaande aan Delcata te voldoen. Delcata heeft voorts medegedeeld dat indien betaling achterwege blijft en de overtreding voortduurt zij zal overgaan tot het ontbinden van de overeenkomst.
2.13.
Delcata heeft op 31 juli 2019 het volgende aan [eiser/verweerder] geschreven:
"(…)
Wij hebben helaas van u nog geen betaling ontvangen van de opgelegde boete in verband met het overtreden van artikel 14.1. Om die reden zeggen wij de overeenkomst per direct op. (…) U wordt dringend verzocht vandaag de sleutels in te leveren op het hoofdkantoor
(…)"
2.14.
[eiser/verweerder] heeft geweigerd de sleutels bij Delcata in te leveren. Zonder toestemming of vooraankondiging heeft Delcata vervolgens zelfstandig de vestiging van The Döner Shop op het station Alkmaar ontruimd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser/verweerder] vordert, samengevat:
te verklaren voor recht dat Delcata toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de franchiseovereenkomst, dan wel onrechtmatig jegens [eiser/verweerder] heeft gehandeld,
te verklaren voor recht dat Delcata aansprakelijk is voor de schade die [eiser/verweerder] daardoor lijdt,
veroordeling van Delcata tot schadevergoeding, primair op grond van een schadebegroting, en Delcata te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 20.000,00 bij verwijzing naar de schadestaatprocedure,
veroordeling van Delcata tot betaling van een bedrag gelijk aan de bij de ontruiming meegenomen vooraad en eigendommen van [eiser/verweerder],
te bepalen dat Delcata een dwangsom verbeurt van € 1.000,00 per dag dat Delcata niet aan het onder c. gevorderde voldoet,
te verklaren voor recht dat Delcata ten onrechte [eiser/verweerder] een boete heeft opgelegd van € 10.000,00, met een verhoging van € 1.500,00 per dag.
3.2.
[eiser/verweerder] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Delcata toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de franchiseovereenkomst, dan wel onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, door de franchiseovereenkomst zonder aanleiding daartoe, en zonder voorafgaande ingebrekestelling, per direct te ontbinden, en de aan [eiser/verweerder] beschikbaar gestelde goederen terug te nemen. Volgens [eiser/verweerder] bedraagt de schade die hij door de wanprestatie dan wel het onrechtmatig handelen van Delcata lijdt minimaal € 49.000,00 aan misgelopen winst over de resterende looptijd van de franchiseovereenkomst.
3.3.
Delcata voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Delcata vordert samengevat - veroordeling van [eiser/verweerder] tot betaling van € 58.866,19, vermeerderd met rente en kosten.
3.6.
Delcata legt aan haar vordering ten grondslag dat [eiser/verweerder] een boete van € 10.000,00 verschuldigd is, het entreegeld van € 6.050,00 (inclusief btw), en een bedrag van € 31.926,65 aan ten onrechte toegepaste kortingen op de franchisevergoeding en huur. Verder vordert Delcata betaling van € 8.879,39 en € 2.010,15 vanwege het te weinig aan Delcata afgedragen percentage van de omzet 2018 en 2019.
3.7.
[eiser/verweerder] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie

4.1.
Tussen partijen is in geschil of Delcata op 31 juli 2019 de tussen partijen gesloten franchiseovereenkomst rechtsgeldig met onmiddellijke ingang heeft beëindigd en de door hem geëxploiteerde vestiging heeft ontruimd.
4.2.
Delcata heeft in de opzeggingsbrief van 31 juli 2019 het onbetaald laten van de bij brief van 29 juli opgelegde boete van € 103.000,00 (wegens schending van de inkoopverplichting bij de contractueel aangewezen leveranciers) als grondslag voor de directe beëindiging van de franchiseovereenkomst opgevoerd. Delcata heeft in deze procedure echter erkend dat ten onrechte aanspraak is gemaakt op betaling van het boetebedrag van € 103.000,00. Dat Sawari dit bedrag niet ‘per omgaande’ heeft voldaan, kan de opzegging dan ook niet rechtvaardigen. Bovendien is de aanzegging en daaropvolgende opzegging van de overeenkomst in strijd met artikel 26 van de franchiseovereenkomst. In voornoemd artikel is immers bepaald dat aan de franchisenemer eerst een termijn van 30 dagen dient te worden gegund om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen, alvorens de overeenkomst kan worden beëindigd. Nu in de brief van 29 juli 2019 aan [eiser/verweerder] geen redelijk termijn voor nakoming is gegund, kan de door Delcata aangevoerde opzeggingsgrond de directe beëindiging per 31 juli 2019 ook om die reden niet dragen.
4.3.
Delcata heeft weliswaar nog aangevoerd dat zij Sawari eerder bij brief van 27 februari 2019 een ingebrekestelling heeft verstuurd, maar dat maakt het vorenstaande niet anders. Vast staat immers dat Delcata aan deze ingebrekestelling destijds verder geen gevolg heeft gegeven. Kennelijk was zij toen van oordeel dat [eiser/verweerder] tijdig (binnen de gestelde termijn van 30 dagen) alsnog aan zijn verplichtingen had voldaan
.Delcata heeft in de brief van 29 juli 2019 ook in het geheel niet naar deze ingebrekestelling verwezen. Deze brief kan dan ook niet maanden later alsnog (achteraf) aan de beëindiging ten grondslag worden gelegd.
4.4.
[eiser/verweerder] heeft overigens ter zitting de ontvangst van de brief van 27 februari 2019 (en andere brieven) betwist en aangevoerd dat hij na september 2018 niet meer op het adres [adres] woonde. Nu echter gesteld noch gebleken is dat [eiser/verweerder] een adreswijziging aan Delcata heeft doorgegeven en overigens voornoemd adres ook in de namens hem (in augustus 2019) uitgebrachte dagvaarding als zijn woonadres staat vermeld, zal de rechtbank aan dit verweer verder voorbij gaan.
4.5.
Delcata heeft voorts aangevoerd dat [eiser/verweerder] ook op andere vlakken dusdanig ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen dat Delcata de franchiseovereenkomst per 31 juli 2019 rechtsgeldig per direct mocht beëindigen. Dit betoog kan Delcata echter niet baten, nu ook hiervoor geldt dat Delcata [eiser/verweerder] niet overeenkomstig het bepaalde van artikel 26 in gebreke heeft gesteld.
4.6.
Delcata stelt voorts dat zij de franchiseovereenkomst per direct mocht beëindigen omdat [eiser/verweerder] heeft verzuimd een exploitatievergunning aan te vragen. [eiser/verweerder] diende ingevolge artikel 15.5 van de franchiseovereenkomst over een exploitatievergunning te beschikken. Daarbij is bepaald dat de franchiseovereenkomst met onmiddellijke ingang eindigt, indien Sawari niet binnen zes maanden na het sluiten van de franchiseovereenkomst een exploitatievergunning heeft verkregen. Delcata heeft op 12 maart en 11 april 2019 verzocht om een gewaarmerkte kopie van de exploitatievergunning en medegedeeld dat bij gebreke hiervan de overeenkomst per direct zal worden beëindigd. Vast staat echter dat Delcata vervolgens de samenwerking met [eiser/verweerder] heeft voortgezet zonder aan het ontbreken van een exploitatievergunning enig gevolg te verbinden. Ook in de op 29 juli 2019 aan [eiser/verweerder] verstuurde sommaties wordt nergens naar het ontbreken van de exploitatievergunning verwezen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in de gegeven omstandigheden het beroep van Delcata op deze beëindigingsgrond (om achteraf de onmiddellijke beëindiging per 31 juli 2019 te rechtvaardigen) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Te meer nu uit de overgelegde stukken blijkt dat Delcata vlak daarvoor nog aan [eiser/verweerder] (in ruil voor de sluiting van de vestiging op het station van Alkmaar) een andere vestiging in Haarlem had aangeboden.
4.7.
Gelet op het vorenstaande moet de conclusie luiden dat Delcata jegens [eiser/verweerder] onzorgvuldig heeft gehandeld door de tussen partijen gesloten franchiseovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen en de vestiging op 31 juli 2019 te ontruimen. Sawari heeft derhalve aanspraak heeft op vergoeding van de door hem als gevolg hiervan geleden schade. De in dit verband gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen.
4.8.
De rechtbank zal bij de begroting van de voor vergoeding in aanmerking komende schade uitgaan van een redelijke opzegtermijn van 3 maanden, vermenigvuldigd met de door [eiser/verweerder] gerealiseerde gemiddelde winst. [eiser/verweerder] stelt dat hij maandelijks een gemiddelde winst van € 7.000,00 realiseerde. Delcata heeft dit weliswaar betwist, maar uit haar eigen stellingen blijkt dat [eiser/verweerder] in 2018 in negen maanden tijd een omzet heeft behaald van circa € 133.000,00. Na aftrek van de 12%-franchisevergoeding van circa € 16.000,00, resteert aldus een maandelijkse omzet van ruim € 13.000,-, zodat een gemiddelde maandwinst van € 7.000,00 de rechtbank niet onaannemelijk voorkomt. De rechtbank zal de schade van [eiser/verweerder] derhalve begroten op €21.000,- (3 x € 7.000,-). De rechtbank zal de vordering van [eiser/verweerder] tot dit bedrag toewijzen. Nu de schade in dit vonnis reeds is begroot zal de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure worden afgewezen. De gevorderde dwangsom zal eveneens worden afgewezen omdat ingevolge artikel 611a lid 1 Rv een dwangsom niet kan worden opgelegd in geval van een veroordeling tot betaling van een geldsom.
4.9.
De vordering tot veroordeling van Delcata tot betaling van een bedrag gelijk aan de waarde van de voorraad en eigendommen die Delcata heeft meegenomen, zal worden afgewezen nu [eiser/verweerder] dit deel van zijn vorderingen onvoldoende heeft onderbouwd.
4.10.
Dellcata zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser/verweerder] worden begroot op:
- dagvaarding € 86,40
- griffierecht 914,00
- salaris advocaat
1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 2.086,40

5.De beoordeling in reconventie

5.1.
Delcata vordert betaling van € 58.866,19 bestaande uit € 10.000,- boete, € 6.050,- entreegeld, € 31.926,65 ten onrechte verleende kortingen en € 10.889,54 aan achterstallige franchisevergoeding. Delcata verwijst daartoe naar de bepalingen van de tussen partijen gesloten franchiseovereenkomst.
5.2.
Nadat Delcata aanvankelijk [eiser/verweerder] een boete van € 103.000,00 had opgelegd, vordert zij thans betaling van een boetebedrag van € 10.000,00. Volgens Delcata heeft [eiser/verweerder] de boete verbeurd omdat hij het inkoopvoorschrift van artikel 14 van de franchiseovereenkomst herhaaldelijk heeft geschonden door inkopen te doen bij de niet aangewezen leveranciers All Food & Non Food B.V. te Zwanenburg, Horecagroothandel Meledi te Amsterdam en Bakkerij Firat, met meerdere vestigingen door het land. Delcata stelt dat [eiser/verweerder] bij voornoemde leveranciers is blijven inkopen. Delcata heeft Sawari in verband hiermee op 27 februari 2019 in gebreke gesteld en [eiser/verweerder] aangemaand binnen 30 dagen te voldoen aan het inkoopvoorschrift. Uit de facturen en grootboekrekening die Delcata ter onderbouwing van haar stellingen heeft overgelegd, blijkt echter dat [eiser/verweerder] na het verstrijken van de gestelde termijn van 30 dagen nog slechts één bestelling heeft gedaan bij All Food & Non Food B.V. waarvoor op 23 mei 2019 een bedrag van € 363,40 bij [eiser/verweerder] in rekening is gebracht. Op een in 2018 behaalde omzet van ruim € 130.000,00 , acht de rechtbank één bestelling van € 363,40 een te geringe schending van de inkoopplicht om een boete van € 10.000,00 te kunnen rechtvaardigen. Het gevorderde boetebedrag zal daarom worden afgewezen.
5.3.
Sawari heeft niet weersproken dat hij het entreegeld van € 5000,- niet heeft voldaan. Hij heeft echter aangevoerd dat Delcata hier nimmer aanspraak op heeft gemaakt en het niet redelijk is om na beëindiging van de overeenkomst alsnog betaling hiervan te vragen. Dit verweer faalt. De rechtbank is met Delcata van oordeel dat geen sprake is van verjaring, noch gebleken is dat Delcata hiervan afstand heeft gedaan, zodat Sawari gehouden is deze contractuele verplichting na te komen. De vordering tot betaling van dit bedrag zal daarom worden toegewezen.
5.4.
Delcata vordert voorts terugbetaling van ten onrechte verleende kortingen ten bedrage van in totaal € 31.926,65. Sawari betwist tot betaling hiervan gehouden te zijn en voert aan dat mondeling is afgesproken dat de korting blijvend was en hij er gelet op de duur van het voortbestaan van de situatie op mocht vertrouwen dat de maandelijks in rekening gebrachte bedragen correct waren. Vast staat dat Delcata tot eind juli 2019, dus gedurende langer dan een jaar, nimmer aanspraak heeft gemaakt op ten onrechte verleende kortingen. Sterker, in de ter zake opgemaakte facturen is de korting steeds met zoveel woorden expliciet toegekend. De rechtbank is van oordeel dat Delcata onder die omstandigheden niet achteraf alsnog aanspraak kan maken op betaling hiervan. De vordering van Delcata zal voor dit onderdeel dan ook worden afgewezen.
5.5.
Op grond van artikel 24 van de franchiseovereenkomst heeft Delcata recht op een franchisevergoeding ter hoogte van 12% van de door Sawari behaalde omzet. [eiser/verweerder] betwist dat Delcata recht heeft op een franchisevergoeding over de omzet die hij via Thuisbezorgd.nl heeft gemaakt. [eiser/verweerder] heeft echter geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat tussen partijen omtrent verkopen via Thuisbezorgd.nl afspraken zijn gemaakt die afwijken van artikel 24 van de franchiseovereenkomst. [eiser/verweerder] heeft niet betwist dat hij in 2018 een omzet heeft behaald van € 133.390,36. Delcata heeft derhalve over 2018 recht op betaling van een franchisevergoeding van € 16.006,84 (€ 133.390,36
x12%). Vast staat dat [eiser/verweerder] in 2018 daar een voorschotbedrag van € 11.560,32 (9
x€ 1.284,48) op heeft betaald, zodat Delcata over 2018 nog recht heeft op een resterende franchisevergoeding van € 4.446,52. Ook het door Delcata gevorderde bedrag van € 2.010,52 aan nog resterende franchisevergoeding voor 2019 zal, mede gelet op het door Sawari in conventie gestelde omtrent de door hem behaalde winst, als onvoldoende gemotiveerd betwist worden toegewezen.
5.6.
De rechtbank zal de wettelijke rente over de toegewezen bedragen toewijzen als gevorderd.
5.7.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
verklaart voor recht dat Delcata onrechtmatig jegens [eiser/verweerder] heeft gehandeld door de samenwerking met onmiddellijke ingang te beëindigen, en aansprakelijk is voor de schade die [eiser/verweerder] daardoor lijdt,
6.2.
veroordeelt Delcata om aan [eiser/verweerder] te betalen een bedrag van € 21.000,00 (éénentwintig duizend euro),
6.3.
verklaart voor recht dat Delcata ten onrechte [eiser/verweerder] een boete heeft opgelegd van € 10.000,00, met een verhoging van € 1.500,00 per dag,
6.4.
veroordeelt Delcata in de proceskosten, aan de zijde van [eiser/verweerder] tot op heden begroot op € 2.086,40, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 14e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.5.
veroordeelt Delcata in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Delcata niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
6.8.
veroordeelt [eiser/verweerder] om aan Delcata te betalen een bedrag van € 11.457,04 (elfduizendvierhonderdzevenenvijftig euro en vier eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 9 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling,
6.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.10.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 830