ECLI:NL:RBNHO:2020:2840

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2020
Publicatiedatum
15 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4148
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woningaanpassing op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Haarlem over de afwijzing van een aanvraag voor woningaanpassing op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiseres, die lijdt aan een kanaalsyndroom en diverse medische aandoeningen heeft, verzocht om aanpassing van haar badkamer in de vorm van een inloopdouche. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet was verhuisd naar een woning die geschikt was voor haar beperkingen. De rechtbank oordeelde dat eiseres op het moment van de verhuizing had kunnen voorzien dat de badkamer aangepast moest worden, gezien haar medische situatie en de aard van de woning. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht was, omdat eiseres niet had aangetoond dat er op het moment van de verhuizing geen andere geschikte woningen beschikbaar waren. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/4148

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Faber - Speksnijder),
en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem , verweerder

(gemachtigden: M.C. Legemate en mr. M. Kapel).

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres niet in aanmerking gebracht voor een woningaanpassing in de vorm van aanpassing van de badkamer op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Bij besluit van 22 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2020. Eiseres is samen met haar partner verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1.
Eiseres heeft een kanaalsyndroom vanwege een aangeboren afwijking in haar rug. Zij heeft in 2014 een nieuwe linker knie gekregen en in 2015 een nieuwe linker heup. In 2016 is haar rechter heup vervangen. Zij woont vanaf 2010 samen met haar partner en is in oktober 2017 met haar partner vanuit [locatie] naar [woonplaats] verhuisd. Op 26 november 2018 heeft eiseres zich bij verweerder gemeld vanwege onder meer problemen bij het instappen van de douchecabine.
1.2.
Naar aanleiding hiervan heeft op 25 februari 2019 een huisbezoek plaatsgevonden. Uit het onderzoeksverslag van 6 maart 2019 volgt – voor zover van belang – het volgende.
Als gevolg van haar medische beperkingen denkt eiseres dat een inloopdouche een oplossing is. Eiseres kan zichzelf douchen en wassen. Zij heeft wel problemen bij het instappen van de cabine omdat de instap 20 cm hoog is. Eiseres heeft gekeken naar andere woningen in [woonplaats] , maar deze waren veelal te duur. Omdat eiseres binnenshuis met een rollator loopt, diende zij bij de aankoop van de woning hier rekening mee te houden. Bij aankoop van de woning waren de beperkingen van eiseres bekend. Deze zijn in de loop van de tijd verslechterd. Eiseres heeft aangegeven een tweede hypotheek te overwegen voor het aanpassen van de badkamer. De rapporteur heeft vermeld dat eiseres redelijkerwijs had kunnen voorzien dat het gebruik van de douchecabine een probleem zou kunnen worden. Immers de beperkingen bij wonen, lopen en overbruggen van niveauverschillen waren bekend bij aankoop van de woning, waarbij de douchecabine al aanwezig was. Gelet hierop zal er vanuit de Wmo geen ondersteuning komen voor het aanpassen van de doucheruimte. Dit probleem zal opgelost moeten worden door eiseres zelf met haar eigen middelen.
1.3.
Eiseres heeft in reactie op dit verslag onder meer aangegeven dat zij niet redelijkerwijs kon voorzien dat het gebruik van de douchecabine een probleem zou worden. De klachten van eiseres zijn in de loop van de jaren toegenomen. Daarom kan zij de cabine niet meer in. Dit betekent dat haar beperkingen bij wonen, lopen en overbruggen van niveauverschillen eveneens zijn toegenomen. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een inloopdouche.
1.4.
Verweerder heeft vervolgens bij het primaire besluit aan eiseres op grond van artikel 10.3, lid 5, onder b, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2018 (de Verordening) geen voorziening toegekend in de vorm van aanpassing van de badkamer omdat zij niet verhuisd is naar de voor haar beperkingen – op dat moment beschikbare – meest geschikte woning. Bij aanschaf van de woning zat de douchecabine in de badkamer en waren de aandoeningen en beperkingen bekend. Redelijkerwijs had eiseres kunnen voorzien dat het instappen van de douchecabine een probleem zou kunnen worden. Van een onbillijkheid van overwegende aard op grond waarvan van de Verordening zou moeten worden afgeweken is verweerder niet gebleken. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
2.
2.1.
Naar aanleiding van de hoorzitting heeft verweerder eiseres verzocht aanvullende medische informatie te verschaffen waaruit blijkt dat haar situatie tussen het moment voor de verhuizing en daarna zodanig is gewijzigd dat voor de verhuizing niet was te voorzien dat het instappen van de douche een probleem zou zijn. Eiseres heeft foto’s van de opstap, informatie van de huisarts en van de fysiotherapeut overgelegd.
2.2.
De adviescommissie voor bezwaarschriften heeft als volgt geadviseerd. De commissie ziet zich geplaatst voor de vraag of op het moment van de verhuizing voor eiseres voorzienbaar was dat het instappen van de douchecabine een probleem voor haar zou zijn. Uit de beschikbare informatie kan niet afgeleid worden dat na de verhuizing bij eiseres sprake is geweest van een dermate verslechtering van haar vermogen om een hoogteverschil van 20 cm te overbruggen dat deze ten tijde van de verhuizing in oktober 2017 niet te voorzien was. Uit de verklaringen van de fysiotherapeut en de huisarts volgt van een zodanige verergering niet. Het besluit is volgens de commissie dan ook op goede gronden genomen. Er is geen aanleiding ten gunste van eiseres af te wijken van de Verordening.
2.3.
Verweerder heeft het primaire besluit bij het bestreden besluit onder verwijzing naar voornoemd advies gehandhaafd. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld.
3. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat haar aanvraag voor aanpassing van de badkamer ten onrechte is afgewezen. Op het moment van de aankoop van de woning kon zij de opstap van de douchecabine nog wel maken. Haar beperkingen zijn echter verergerd, waardoor dit nu moeizamer gaat. Verweerder heeft verder noch bij de aanvraag nog tijdens de hoorzitting bij eiseres navraag gedaan dan wel onderzocht of er op het moment van aankoop van de woning nog een geschiktere woning beschikbaar was. Zij heeft in 2017 de uiterste inspanning verricht om een zo passend mogelijke woning te verkrijgen. Er is destijds een makelaar ingeschakeld met de zoekopdracht voor een gelijkvloerse woning voorzien van een lift waarvan de indeling geschikt is voor iemand die hulpbehoevend is. Dit soort woningen waren niet of zeer schaars beschikbaar. Eiseres heeft een email van de desbetreffende makelaar overgelegd, waarin wordt bevestigd dat het destijds gekochte appartement het enige alternatief was dat op de belangrijkste punten voldeed aan de zoekwensen. Eiseres acht hiermee voldoende aangetoond dat er in 2017 geen andere geschiktere woning beschikbaar was. Dit betekent dat aanpassing van de badkamer niet voorkomen had kunnen worden en dit als de goedkoopst compenserende voorziening moet worden aangemerkt. Eiseres dient dan ook in aanmerking te komen voor de gevraagde woningaanpassing.
4. Verweerder heeft in het verweerschrift onder meer vermeld dat het voor rekening en risico van eiseres komt dat verweerder de mogelijkheid is ontnomen om nog te kunnen bepalen wat de goedkoopst passende bijdrage had kunnen zijn ten tijde van de verhuizing. Het feit dat één makelaar geen andere woning heeft kunnen vinden is geen bewijs voor het niet aanwezig zijn van een nog geschiktere woning. De zoekcriteria van eiseres zijn niet bijzonder of afwijkend. Het betekent niet dat er bij andere makelaars of de gehele huurmarkt geen goede woning te vinden was.
5. De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vraag of verweerder de aanvraag van eiseres voor aanpassing van haar badkamer terecht heeft afgewezen.
6. Artikel 2.1.3, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening de regels vaststelt die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen. Het tweede lid, aanhef en onder a, bepaalt dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.
Artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 bepaalt dat het college er zorg voor draagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen een maatwerkvoorziening wordt verstrekt. Artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 definieert maatwerkvoorziening als op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van – voor zover hier van belang – de zelfredzaamheid.
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
7. De gemeenteraad van Haarlem heeft ter uitvoering van onder meer artikel 2.1.3 van de Wmo 2015 de Verordening vastgesteld.
In artikel 10.3, vijfde lid, onder b, van de Verordening staat dat de aanvraag voor een woonvoorziening wordt geweigerd indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen -op dat moment beschikbare- meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.
Uit de toelichting hierop volgt het volgende:
Is de cliënt niet verhuisd naar de voor hem/haar beschikbare meest geschikte woning, dan wordt de maatwerkvoorziening in beginsel afgewezen. Het college wordt namelijk de mogelijkheid ontnomen om nog te kunnen bepalen wat de goedkoopst passende bijdrage had kunnen zijn. Onder deze bepaling zijn ook begrepen de aankoop van een woning of een kavel dan wel andere onomkeerbare handelingen zonder dat voorafgaande daaraan contact is opgenomen met het college. Door dat na te laten, bijvoorbeeld door bij het college te informeren naar de mogelijkheden van maatschappelijke ondersteuning, brengt de cliënt zich in een lastige bewijspositie. De aantoonplicht dat er geen (andere) geschiktere beschikbare woningen waren, ligt in eerste instantie bij de cliënt; het behoort tot zijn rekening en risico. Als de cliënt dit niet kan aantonen, kan het college de aanvraag om een woonvoorziening afwijzen.
Het college kan vooraf schriftelijk toestemming verlenen om te verhuizen naar een inadequate woning. In dat geval is een afwijzing op grond van lid 4 onder b vanzelfsprekend niet aan de orde.
8. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres op het moment van de verhuizing wist of kon weten dat de badkamer zou moeten worden aangepast vanwege haar beperkingen en de ontwikkeling daarvan. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat zij genoodzaakt was te verhuizen vanwege problemen met traplopen als gevolg van haar aandoeningen. Daarbij is eveneens de aard van haar aandoeningen van belang. Dat de opstap van de douchecabine een probleem was of zou kunnen worden had eiseres dan ook kunnen voorzien. Uit de door eiseres overgelegde (medische) informatie volgt niet dat de situatie ten tijde van de verhuizing dusdanig anders was dan op het moment van de hulpvraag dat de aanpassing van de badkamer niet was te voorzien. De rechtbank ziet hiervoor eveneens bevestiging in de email van de makelaar waarin is vermeld dat de omstandigheid dat er een minder toegankelijke badkamer in het appartement zat niet onoverkomelijk was. Met enige aanpassing was de badkamer geschikt te maken. Eiseres is op dat moment dan ook niet naar verhuisd naar een voor haar geschikte woning. De e-mail van de makelaar van eiseres is onvoldoende voor het oordeel dat eiseres is verhuisd naar de op dat moment voor haar meest geschikte woning. Of er op het moment van de verhuizing al dan niet geschiktere woningen voorhanden waren kan vanwege het feit dat eiseres de aanvraag ruim een jaar na de verhuizing heeft gedaan niet meer worden achterhaald. Dit komt voor rekening en risico van eiseres. De eerst ter zitting ingenomen stelling van eiseres dat zij zich op het moment van de verhuizing reeds met een hulpvraag tot verweerder heeft gewend heeft zij niet onderbouwd en vindt geen steun in het dossier. Van omstandigheden op grond waarvan verweerder van toepassing van de Verordening had moeten afzien is de rechtbank niet gebleken. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres dan ook kunnen afwijzen.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 17 april 2020 door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, worden al deze uitspraken alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.