Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het verdere procesverloop
2.De verdere beoordeling
€ 272,00 erkent [gedaagde] de verschuldigdheid, maar beroept hij zich op verrekening in verband met zijn tegenvordering.
€ 272,00, gaat de kantonrechter er van uit dat [gedaagde] zijn vordering niet met een bedrag van
€ 272,00 heeft willen vermeerderen. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] de in 2.1. omschreven vordering heeft gehandhaafd.
“Als fieldmanager van [eiseres] ben ik betrokken geweest bij de plaatsing van [gedaagde] op het project van [BB] en heb namens [eiseres] dit project begeleid. Ik fungeerde onder meer als contactpersoon voor de ZZP-ers en dus ook van heer [gedaagde] .Hetgeen de heer [gedaagde] schrijft over dat ik voorafgaande aan het ondertekenen van de overeenkomst zou hebben gezegd dat er een kredietverzekering van 25k was afgegeven en dat de facturen dus altijd betaald zouden worden is niet juist. Dit weet ik zeker omdat ik van de kredietverzekering op [BB] pas later op de hoogte ben gebracht door de directie van [eiseres] . Ik wist wel dat die verzekering standaard wordt aangevraagd maar niet voor welk bedrag. Ook werd ik niet altijd gelijk op de hoogte gebracht als de verzekering was afgesloten.”
“U laat mij de e-mail van 8 augustus 2019 zien die bij de stukken zit. Ik lees die e-mail nu en ik kan u verklaren dat die e-mail klopt. Ik blijf wat daar gezegd wordt.Meneer [gedaagde] houdt mij voor in het contact tussen ons door mij zou zijn gezegd dat meneer [gedaagde] zich geen zorgen hoefde te maken over de betalingen van [BB] , dat er een kredietverzekering was, en dat de heer [gedaagde] altijd zijn geld zou krijgen. Ik kan niet zeggen dat meneer [gedaagde] liegt als hij dit verklaard, maar ik heb antwoord gegeven op de vraag die mij is gesteld. En op die vraag moet ik zeggen dat ik mij niet kan herinneren dat ik dat soort dingen heb gezegd of toezeggingen heb gedaan. Ik kan het totaal niet voor me halen.
“Ik was er bij dat [gedaagde](lees: [gedaagde] ; toevoeging kantonrechter)
met [XX] belde. Dat was op de bouwplaats in een bouwkeet. De telefoon stond op de speaker en ik kon daarop horen wat [XX] zei. Dat was omstreeks december 2018, wat ik mij herinner. Als u mij nou zo voorhoudt dat het 2017 moet zijn geweest, zal dat welk kloppen. [gedaagde] die vertelde in dat telefoongesprek aan [XX] , dat is [XX] , dat hij zich zorgen maakte over de betalingen door [BB] . Ik hoorde [XX] zeggen dat [gedaagde] zich geen zorgen hoefde te maken dat hij altijd zijn geld zou krijgen, en dat [BB] een verzekerde opdrachtgever was. Ik kan mij niet exact woordelijk herinneren wat er gezegd is, maar hier kwam de verklaring van [XX] wel op neer.(…)Verder kan ik (…) antwoorden dat de aanleiding voor het telefoongesprek van mijn zoon met [XX] was gelegen in het feit dat ik van [AA] had gehoord dat er al drie maanden niet betaald werd, dat ik zelf geen verzekering voor elkaar kon krijgen, dat leveranciers niet werden betaald en dat er geen spullen meer kwamen. Om die reden was er zorg over de betalingen door [BB] en dat heb ik met mijn zoon besproken. Daarom is hij toen gaan bellen met [XX] . Ik kan mij niet herinneren of aan [XX] is gemeld dat ik bij dat telefoongesprek mee luisterde en dat hij op de speaker stond. Ik weet ook niet meer of er een bedrag is genoemd waarvoor betalingen verzekerd waren. Ik weet wel dat wat ik mij herinner dat het gehele gesprek op de luidspreker is gevoerd, dat [XX] heeft gezegd dat de betalingen verzekerd waren, dat [gedaagde] zich geen zorgen hoefde te maken en dat hij altijd zijn geld zou krijgen. Ik wist destijds niet van de afspraken tussen [gedaagde] en [eiseres] over betalingen. Ik heb pas later begrepen dat [eiseres] facturen wilde terughalen bij [gedaagde] .”
Duidelijke aanwijzingen die erop duiden dat [XX] geen toezegging heeft gedaan, zijn in zijn verklaringen niet voorhanden. Het in zijn schriftelijke verklaring gegeven argument dat hij een dergelijke toezegging niet kan hebben gedaan, omdat hij niet op de hoogte was van de details van de door [eiseres] reeds afgesloten of af te sluiten kredietverzekering, ziet enkel op de eventuele in oktober 2017 door hem gedane toezegging, maar niet op de eventuele telefonische toezegging van december 2017. Dit volgt uit de inhoud van de schriftelijke verklaring. Hij heeft daarin namelijk verklaard ten tijde van het sluiten van de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] in oktober 2017 niet op de hoogte te zijn geweest van de bijzonderheden van de kredietverzekering, maar hierover op een later moment wel te zijn geïnformeerd door de directie van [eiseres] .
Ten eerste stelt [eiseres] dat [gedaagde] ten onrechte heeft verzuimd een betaling van [eiseres] ter hoogte van een bedrag van € 952,00 in de begroting mee te nemen. De kantonrechter gaat hieraan voorbij. [eiseres] heeft aangevoerd geen bewijs van deze betaling kan overleggen, omdat de betaling deel zou uitmaken van een bulkbetaling. Wat hier ook van zij, de bewijstechnische moeilijkheden die [eiseres] hierdoor heeft, komen voor haar risico. Dat [eiseres] deze betaling heeft verricht, wordt door [gedaagde] betwist en is niet komen vast te staan. Wat [eiseres] nog heeft aangevoerd over haar samenwerking met de Belastingdienst en de kwaliteit van haar administratie, doet hieraan niet af.
Het tweede inhoudelijke bezwaar van [eiseres] tegen de begroting van [gedaagde] betreft een bedrag van € 33,64, maar hieraan gaat de kantonrechter voorbij, omdat [eiseres] ervoor heeft gekozen haar verweer op dit onderdeel niet toe te lichten.