Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met 19 producties;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van absolute onbevoegdheid met 1 productie
- de conclusie van antwoord in het incident tot onbevoegdheid van [eiseres] .
2.De beoordeling in het incident
[eiseres] stelt daartoe primair dat [gedaagde] de haar toebehorende percelen zonder recht of titel in gebruik heeft, omdat een onderliggende overeenkomst voor dat gebruik, met [eiseres] of haar rechtsvoorganger de heer [XX] , ontbreekt. Subsidiair stelt [eiseres] zich op het standpunt dat sprake is geweest van een aaneenschakeling van teeltpachtovereenkomsten voor de duur van telkens één jaar, die strekten tot ingebruikgave van de grond voor steeds één jaar.
Bij brief van 25 oktober 2019 heeft [eiseres] van [gedaagde] gevorderd om de grond primair onmiddellijk en subsidiair tegen het einde van het teeltseizoen te ontruimen. [gedaagde] heeft daaraan niet voldaan.
3.De beslissing
mr. J.H. Gisolf, rolrechter, op 1 april 2020. [1]