Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
- Expro direct na de dagvaarding van 30 juni 2017 is overgegaan tot het maken van verwijten naar [verzoeker] , terwijl hij die 21 jaar daarvoor zonder kanttekening goed werk had geleverd;
[verzoeker] stelt dat Expro er verantwoordelijk voor is dat [verzoeker] inmiddels ieder vertrouwen in Expro is kwijtgeraakt. Volgens [verzoeker] is voortzetting van het dienstverband inmiddels geen optie meer.
4.Het verweer
Voorts voert Expro aan dat zij, nadat [verzoeker] niet meer kon worden geplaatst bij de NAM, meerdere klanten heeft benaderd voor een passende positie. Volgens Expro heeft [verzoeker] hier niet aan willen meewerken waardoor hij momenteel geen werk heeft en toch in dienst is, hetgeen Expro niet kan worden verweten. Volgens Expro wilde [verzoeker] haar aan de hoogste paal ophangen en nu zijn AOW-gerechtigde leeftijd in zicht komt, probeert hij door middel van een ontbindingsverzoek een transitievergoeding en billijke vergoeding te krijgen.
Voor zover een grond voor ontbinding aanwezig wordt geacht, dan dient een transitie- en een billijke vergoeding te worden afgewezen omdat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen, dan wel dient dit te worden gematigd omdat [verzoeker] al sinds twee jaar geen werkzaamheden verricht maar wel loon ontvangt en er zelf niets aan heeft gedaan om weer aan het werk te komen. Daarnaast is niet duidelijk hoe [verzoeker] tot de hoogte van de billijke vergoeding is gekomen.
5.De beoordeling
6.De beslissing
mei 2020.