In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een docente en het college van bestuur van de stichting Zaan Primair. De docente, eiseres, was sinds 15 jaar werkzaam op een school binnen de stichting en had twee kinderen die daar onderwijs volgden. In november 2018 heeft de stichting besloten om eiseres onvrijwillig over te plaatsen naar een andere school, omdat het volgens de gedragscode niet is toegestaan dat medewerkers kinderen op dezelfde school hebben. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. Hierop heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichting niet de juiste procedure heeft gevolgd bij de onvrijwillige overplaatsing. De rechtbank oordeelde dat de stichting de regels van de CAO voor het Primair Onderwijs niet had nageleefd, omdat er geen overleg met eiseres had plaatsgevonden over de overplaatsing. Bovendien was de belangenafweging die de stichting had gemaakt onvoldoende, omdat de individuele omstandigheden van eiseres niet in voldoende mate waren meegewogen. De rechtbank concludeerde dat de gedragscode niet als zwaarwichtige omstandigheid kon worden aangemerkt die de onvrijwillige overplaatsing rechtvaardigde.
De rechtbank heeft het primaire besluit van de stichting herroepen en het bestreden besluit vernietigd. Tevens is de stichting veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moest zij het griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor deze niet op een openbare zitting kon worden uitgesproken, maar later alsnog openbaar zal worden gemaakt.