ECLI:NL:RBNHO:2020:2717

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
AWB - 17 _ 493
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Wajong-uitkering en arbeidsvermogen

Op 10 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.S. Pot, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. L. Ritsma. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 19 december 2016, waarin haar Wajong-uitkering was afgewezen. De rechtbank heeft in een eerdere tussenuitspraak van 21 december 2018 vastgesteld dat de medische beoordeling niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand was gekomen. De rechtbank benoemde een onafhankelijke deskundige, revalidatiearts [naam 1], die op 19 augustus 2019 rapporteerde dat eiseres op de datum in geding over arbeidsvermogen beschikte en in staat was de taak van 'bemannen balie' uit te voeren. Eiseres had hierop gereageerd, maar de rechtbank oordeelde dat de deskundige zijn conclusies overtuigend had gemotiveerd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.738,43, inclusief het te vergoeden griffierecht van € 46,-. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/493

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.S. Pot),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. L. Ritsma).

Procesverloop

Voor een weergave van het procesverloop tot aan de tussenuitspraak van 21 december 2018 verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
In deze tussenuitspraak heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld het gebrek in het bestreden besluit van 19 december 2016 te herstellen.
Verweerder heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
De rechtbank heeft vervolgens aanleiding gezien een onafhankelijk deskundige te benoemen. De rechtbank heeft revalidatiearts [naam 1] als deskundige benoemd, die op 19 augustus 2019 verslag heeft uitgebracht. Partijen hebben hierop schriftelijk gereageerd. Op 15 januari 2020 heeft [naam 1] , in reactie op het commentaar van de zijde van eiseres, aanvullend gerapporteerd. Daarop is daar partijen ook weer gereageerd.
De rechtbank heeft het onderzoek op 20 maart 2020 gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat de concrete vraag die in deze zaak moet worden beantwoord is of verweerder op goede gronden heeft vastgesteld dat eiseres de taak “bemannen balie” in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren.
3. In rechtsoverweging 21 heeft de rechtbank geoordeeld dat de medische beoordeling niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen en de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet deugdelijk zijn gemotiveerd. Hieruit voortvloeiend is in rechtsoverweging 22 geoordeeld dat ook de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit geen stand kan houden, omdat voor die onderbouwing de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep leidend is geweest.
4. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheid de door de rechtbank vastgestelde gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Gelet hierop is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd.
5. Vervolgens dient te worden beoordeeld of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten. Om die vraag te kunnen beantwoorden en met het oog op een definitieve beslechting van het geschil heeft de rechtbank aanleiding gezien om revalidatiearts [naam 1] als onafhankelijk medisch deskundige te benoemen.
6. [naam 1] heeft op 19 augustus 2019 een rapport uitgebracht. Hierin heeft hij het standpunt van verweerder onderschreven dat eiseres op de datum in geding (19 december 2016) over basale werknemersvaardigheden beschikt, in staat is tenminste één uur aaneengesloten te werken en tenminste vier uur per dag belastbaar is. [naam 1] acht eiseres op de voormelde datum geschikt om de taak van “bemannen balie” in een arbeidsorganisatie uit te voeren. Alvorens tot de voormelde conclusies te komen heeft [naam 1] eiseres op 23 mei 2019 voor onderzoek gezien. Daarnaast heeft hij alle relevante medische informatie in het dossier bestudeerd. In zijn aanvullende rapport van 15 januari 2020 heeft [naam 1] gereageerd op de door eiseres ingebrachte reacties op het rapport van 19 augustus 2019 van medisch adviseur [naam 2] en arbeidskundige [naam 3] .
7. Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter de conclusies van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. De rechtbank is van oordeel dat deze situatie zich hier voordoet. Het door de deskundige uitgebrachte rapport van 19 augustus 2019 geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. De deskundige heeft in het rapport aan de hand van de onderzoeksbevindingen en alle (medische) stukken gemotiveerd uiteengezet dat eiseres op de datum in geding geschikt was om de taak van “bemannen balie” uit te voeren. In het commentaar van medisch adviseur [naam 2] en arbeidskundige [naam 3] ziet de rechtbank onder verwijzing naar de aanvullend rapport van [naam 1] van 15 januari 2020 geen grond voor een ander oordeel. Zo heeft [naam 1] in zijn aanvullend rapport nader toegelicht op welke wijze hij informatie heeft vergaard van dr. [naam 4] , de neuroloog die bij eiseres de diagnose dunne vezel neuropathie heeft gesteld. Ook heeft hij, onder verwijzing naar zijn eerdere rapport, toegelicht dat uit het stellen van die diagnose niet meer functionele beperkingen voortvloeien dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn aangenomen.
8. Uit het vorenstaande volgt dat verweerder terecht tot de conclusie is gekomen dat eiseres op de datum in geding arbeidsvermogen heeft en daarmee niet voldoet aan de per 1 januari 2015 geldende voorwaarden voor een Wajong-uitkering. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit kunnen dus in stand worden gelaten.
9. Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. De rechtbank stelt de proceskosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht, vast op een bedrag van € 1.312,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze, met een waarde per punt van € 525,-). Tevens zal verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht dienen te vergoeden.
10. De kosten van medische advisering door Incentivo in beroep zijn aan te merken als redelijkerwijs gemaakte kosten voor een deskundige (artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb). Gelet hierop alsmede het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb komt aan eiseres ter zake van de rapportage in beroep van Incentivo een vergoeding toe van € 1.425,93 (totaal 11 uren maal € 129,63 per uur, zijnde het voorgeschreven forfaitaire tarief genoemd in artikel 2, eerste lid, sub a, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 inclusief 21% BTW).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een totaalbedrag van € 2.738,43;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 10 april 2020 door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van
I.M. Wijnker-Duiven, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken. .
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.