Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder
Provincie Zeeland, te Middelburg, (gemachtigden: mr. E.E.J.M. Haverkorn van den Ende – van Rijsewijk, ing. K. Kaslander, ing. D. Visser en M. Geerts).
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank acht deze jurisprudentie van overeenkomstige toepassing op de onderhavige aanvraag.
Bij brief van 5 februari 2020 heeft verweerder, voor het geval de rechtbank daar anders over mocht oordelen, een alsnog opgesteld m.e.r. besluit met bijbehorende aanmeldingsnotitie en een vormvrije m.e.r. beoordeling ingebracht.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat ook geen m.e.r.-beoordeling op grond van onderdeel
)-waterlichaam Westerschelde. Mogelijk verlies van ecologisch relevant areaal blijft onder de 1% en is om die reden niet significant. Het doel van het project is juist om geschikte omstandigheden te creëren voor bodemfauna en macrofyten.